Stammen en wortels
Geert E. Booij
In zijn reactie op mijn Spektator-squib stelt Hoeksema een regel van schwa-insertie voor die hij niet formaliseert, maar die er aldus zal moeten uitzien:
Hoeksema's voorstel lijkt me een interessante mogelijkheid om het epenthetisch karakter van de schwa in woorden als filter direct uit te drukken, iets wat in mijn uiteindelijke analyse dreigde verloren te gaan.
Ik zie op voorhand geen bezwaren tegen Hoeksema's voorstel. Wel lijkt het me noodzakelijk om de introductie van het formele onderscheid tussen wortel en stam in de morfologie van het Nederlands dan nader te onderbouwen door de relevantie ervan voor andere verschijnselen aan te tonen. Hoeksema's theorie veronderstelt immers dat ieder Nederlands woord in principe de volgende structuur heeft (afgezien van prefixen):
waarbij Stam en Wortel recursieve categorieën zijn: een stam kan op zich weer bestaan uit een stam plus een derivationeel stamsuffix (b.v. filter-aar) en ook wortels moeten weer wortelsuffixen kunnen bevatten, omdat met een wortel meerdere wortelsuffixen gecombineerd kunnen worden, b.v. in direct-or-aat. Hoeksema's analyse veronderstelt ook een tweedeling in stam- (inheemse) en wortel- (uitheemse) suffixen. De in (2) geschetste structuur voorspelt dan correct dat inheemse suffixen perifeer zijn ten opzichte van uitheemse.
Overigens kan niet iedere wortel tot stam verheven worden. In b.v. infiltreer en demonstreer zou men de gedeelten (in)filtr en (de)monstr wortels kunnen noemen, maar ze traden niet op als stammen. Dit kan worden verantwoord door dit soort wortels geen zelfstandige lexicale