Tabu. Jaargang 14
(1983-1984)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Ambisyllabiciteit en d-insertie
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
en waarmee in woorden als bakker en pastoor de consonanten [k] en [s] die door toepassing van een eerdere regel reeds aan de tweede syllabe waren toegewezen, alsnog ambisyllabisch gemaakt worden. De gegeven regel vereist steeds een beklemtoonbare korte vocaal in de linker syllabe; lange vocalen en [ə] zijn niet toegestaan. De fonologische details van deze regel III worden vermeld, omdat ze in verband gebracht kunnen worden met een fonologische regel voor het Nederlands die als D-insertie bekend staat. De gebruikelijke formulering van deze regel is òf morfologisch geaard (vgl. Brink (1969: 205), òf uitsluitend segmenteel gespecificeerd, en dan wel als volgt:
(vgl. Smith (1976: 489), Trommelen & Zonneveld (1979: 68), Booij (1982; 183) en Van Zonneveld (1983: 34)Ga naar eind1. Opmerkelijk is dat geen der auteurs melding maakt van een mogelijke beperking op de soort vocaal die aan de [r] voorafgaat. Smith (1976) en Booij (1982) nemen weliswaar de vocaal in hun regel op (zodat de context luidt: ‘V r + ə- r’), maar specificeren deze verder niet; hun regel wordt daardoor alleen maar wat redundanter, omdat grondwoorden eindigend op Cr# in het Nederlands niet voorkomen. Het tussenvoegen van zo'n [d] kan gezien worden als een mechanisme om onwelgevormde reeksen te vermijden. Reeds in Cohen e.a. (1961) wordt gegeven dat *rər (evenals *ləlGa naar eind2 niet toegestaan is. ‘We constateren namelijk dat de distributie van /l/ en /r/ complementair is met betrekking tot /ə/: aan weerszijden van dit foneem kan niet dezelfde liquida staan’ (1961: 108). Nauurlijk kent het Nederlands wel enige incidentele uitzonderingen op deze regel; een archaïsche vorm als harerzijds en een eigennaam als Groen van Prinsterer zijn ermee in strijd. Juist bij lange vocalen en [ə] in het linkerdeel van de context geldt echter dat de regel in synchroon opzicht uitzonderings- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
loos lijkt te zijn. Het gedrag van het comparatiefsulfix -er kan dit illustreren:
Bepaald minder eensgezindheid doet zich op het observationele vlak voor wanneer de linkercontext een korte vocaal bevat. In Schultink (1962) worden rijtjes gegeven met vormen als dor - dorder die alle afkomstig zijn uit de handwoordenboeken, maar wordt ook het volgende opgemerkt: ‘De door ons in gesproken taalgebruik opgetekende formaties barrer en schorrer (...) doen ons evenwel twijfelen aan de algemene geldigheid - ook buiten de geschreven taal - van de boven gegeven regel’ (1962:110). De formaties barrer naast barder, schorrer naast schorder ( en dorrer naast dorder) worden door Van Zonneveld (1983: 34) in navolging van De Schutter (1978) als uitzondering opgevoerd. Aangezien de comparatiefvorm verder (van ver) tot de reguliere gevallen van D-insertie wordt gerekend - een benadering die geheel parallel loopt met de voorstelling van zaken in Trommelen & Zonneveld (1979: 54) - blijft het mogelijk systematisch karakter van de genoemde ‘uitzonderingen’ ondoorzichtig. Alleen in Trommelen (1984: 20) verkrijgt de ingevoegde [d] een optionele status, en wel indien er sprake is van een korte vocaal in de context. Native speakers van het standaard-Nederlands blijken tenslotte desgevraagdGa naar eind3 in overgrote meerderheid bij -er-suffigering te kiezen voor de variant zonder d-invoeging. Het geheel van observaties van aan de hand van bar - bar(d)er aldus in schema worden gebracht:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Een verklaring voor de niet steeds gelijkluidende presentatie van de ‘feiten’ is niet eenvoudig te geven. Het is ook niet ondenkbaar dat er meerdere factoren in het geding zijn. De gedachte dat schema (3) als uitkomst zou hebben dat barder het ‘regelmatige’ geval is en barrer niet, doet geen recht aan enkele complicerende achtergrondgegevens. Eén aspect zou daarbij de geringe omvang kunnen zijn van de klasse adjectieven eindigend op korte vocaal plus [r], waardoor deze onder bepaalde omstandigheden in de invloedssfeer zou kunnen raken van de morfonologie van de klasse lange vocaal of swja plus [r]. Een ander facet kan het gedrag van het zeer frekwent voorkomende ver - verder (*verrer) vormen; de d-loze formatie is hier niet mogelijk, terwijl er toch sprake is van een korte vocaal in de context. Analogiewerking zou dan bevorderend zijn voor de afleiding van woorden als dorder e.d. Het tweetal verder/ *verrer lijkt echter eerder een uitzondering op de regel dan een bevestiging van de regel. De vorm verder is trouwens sterk gelexicaliseerd, hetgeen o.m. blijkt uit de betekenis die niet noodzakelijk als de vergrotende trap van ver opgevat hoeft te worden. De etymologieGa naar eind4 en daarbij met name de mnl. vormen verre/verde maken een bijzondere status ook niet onaannemelijk. Een laatste complicatie vormt de geneigdheid van veel taalgebruikers om comparatiefvormen van bar e.d. te vermijden. In de morfologie komt zo'n ‘ontwijking’ wel vaker voor, men denke b.v. aan deelwoordvormen van sommige verbale samenstellingen van het type zweefvliegen, die in de handwoordenboeken als gezweefdvliegd staan vermeld, maar die feitelijk (vrijwel) niet voorkomenGa naar eind5. Een zekere normatieve gerichtheid - en niet alleen op het gebied van de spellingGa naar eind6 - kan de handwoordenboeken toch al niet ontzegd worden; zo geeft Van Dale (8e dr., 1969) alleen aanvoerster en toehoorster en niet (ook niet als variant) aanvoerdster en toehoordster, terwijl beide laatstgenoemde formaties in Booij (1982: 183) als taalfeiten figureren. De vraag blijft ondertussen bestaan of het verschil tussen D-insertie in contexten met lange vocaal of sjwa plus [r] en in contexten met korte vocaal plus [r] voldoende beschreven is, als voor de laatste categorie de regel optioneel gemaakt wordt. Om te onderzoeken of er ook een ander, wellicht bevredigender mechanisme gevonden kan worden, moet de hierboven gegeven syllabificatieregel III van Booij (1981) in her- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
innering geroepen worden. Aanhechting van het suffix -er en toepassing van syllabificatieregels, waaronder regel III, levert voor duur en bar resp. op: De output van (4a) vereist nu (verplicht) D-insertie, zodat de formatie duurder ontstaat; de output van (4b) vereist geen D-insertie. Kennelijk wordt de syllabe -r ə r- niet als onwelgevormd ervaren, wanneer de onset ambisyllabisch verbonden is met de direct voorafgaande syllabe. De door Cohen e.a. (1961) geformuleerde restrictie op *r ə r zal dus in dit licht herzien moeten worden; de negatieve conditie op syllabestructuur kan als volgt gegeven worden: Aansluitend bij (5) kan de regel voor D-insertie nu zo worden geformuleerd dat alleen een niet-ambisyllabische [r] als onset van een r ə r- syllabe de context mag vormen, zoals in (6) is aangegeven. De vorming van de formatie duurder laat zich in een aantal stappen voorstellen (7). Hierbij is ook rekening gehouden met de noodzakelijke hersyllabificatie ten gevolge van D-insertie; na elke fonologische operatie wordt het syllabepatroon immers opnieuw vastgesteld (vgl.Booij (1981: 151, 156)). | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Uit (7) kan men aflezen dat de syllabische positie van de slot-r van het grondwoord na een aanvankelijke wijziging weer dezelfde wordt als die van duur. Bij de afleiding van (7) zijn twee, onderling op elkaar inwerkende principes in het spel: (a) de negatieve conditie (5), die regel (6) oproept, en (b) het mechanisme dat ervoor zorgt dat de onset van de tweede syllabe niet leeg blijftGa naar eind7. Vergelijking van (7) met (4b) leert dat er in contexten met korte vocalen nog een derde principe werkzaam is: (c) het vermijden van een lege coda in een core, om te voorkomen dat de core uitsluitend uit een korte (ongespannen) vocaal bestaat. In gevallen als (4b) voorkomt principe (c) de toepassing van (a). Tussen (b) en (c) zal zich een zekere spanning voordoen als er slechts één intervocalische consonant aanwezig is; de lege onset van de nog onvolledige syllabeGa naar eind8 van het affix trekt de consonant naar zich toe, terwijl de coda van de core met de korte vocaal de consonant in kwestie niet wil prijsgeven. De hieruit resulterende ambisyliabische status van de consonant is een fonologisch compromis dat een delicaat midden vertegenwoordigt met extra fonologische mogelijkheden. Dat ook elders het ambisyliabische karakter van segmenten fonologisch van belang kan zijn, moge bijken uit de aan het Gronings ontleende data van (8):
De verzwakking van [k] tot ['], waarvoor naar Reker (1983: 138) verwezen kan worden, vindt plaats voor sjwa na een direct voorafgaande ongespannen klinker. Dit lijkt in strijd te zijn met de distributionele regel die verbiedt dat een glottisslag (of een h) binnen hetzelfde woord aan een onmiddellijk volgende sjwa voorafgaat. Voor de gevallen | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
van (8) is het echter zo, dat de glottissiag ambisyllabisch geacht mag worden. Het ligt nu voor de hand de allomorfie in barder/barrer te relateren aan het al of niet toepassen van regel III. Zoals hierboven reeds vermeld, kunnen de syllabificatieregels stijlafhankelijk of stijlonafhankelijk zijn. Juist voor regel III geldt echter dat veel taalgebruikers niet zulke nauwkeurige intuïties hebben m.b.t. de relevante data. Ook linguïsten behandelen deze materie met het nodige voorbehoud. De voor het Engels ontworpen variant van regel III noemt Kahn stijlbepaald, en Booij (1978) volgt Kahn hierin voor het Nederlands (1978: 38). Met een beroep op De Groot (1964) wordt in Booij (1981) de regel - althans ‘voorlopig’ - als stijlonafhankelijk gepresenteerd (1981: 210). De status van regel III lijkt in elkgeval niet zonder meer duidelijk. In de hier ontwikkelde gedachtengang kan de onduidelijke status van regel III worden opgevat als een bron van de -er/-der-problematiek. Het onderscheid stijlonafhankelijk/stijlbepaald is geen geïsoleerd gegeven; als regels stijlbepaald zijn, kunnen diverse verschijnselen uit andere sectoren van de taalbeschrijving ermee in verband gebracht worden. In Dressler (1974: 222, 227) wordt het belang aangegeven van stijlbepaalde regels voor de beschrijving van regionale variatie (dialecten) en diachrone variatie. Gerelateerd hieraan is ook de beschrijving van substandaardvormen in het Nederlands. Binnen het bestek van dit artikel kan op deze aspecten evenwel niet nader worden ingegaanGa naar eind9. Was in het bovenstaande de aandacht steeds gefixeerd op het comparatiefsuffix -(d)er, men kan ook in het voetspoor van Van Zonneveld (1983) het gedrag van D-insertie nagaan bij andere suffixen. De volgende suffixen komen dan in aanmerking:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het homofone suffix -er dat ook als agentief en inwonernaam dienst doet, onderscheidt zich van een suffix als -erij waar het de interne syllabificatie beterft. In -erij moet de intervocalische [r] exclusief tot de laatste syllabe gerekend worden. Niettemin vindt bij grondwoorden op lange vocaal plus [r] normaal D-insertie plaats (vgl. Van Zonneveld (1983: 34)):
Het afwijkend gedrag van woorden met een korte vocaal in de context is ook nu weer opmerkelijk:
Ook bij het suffix -erig kan men een dergelijke observatie maken; naast raarderig en literairderig (zie Schultink (1962: 23)) kent het Nederlands immers ook
De observaties van (11) en (12) vormen een ondersteuning van de hypothese dat niet -der maar -er de reguliere vorm van het comparatief-suffix na woorden als bar moet zijn. Uit de zojuist behandelde formaties kan men afleiden dat D-insertie op zich een homogeen proces is binnen de klasse gelede woorden die affixen van de groep (9) bevatten. Er is dan ook geen aanleiding regel (6) voor D-insertie nader te preciseren wat de syllabische positie van de laatste [r] betreft. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
|
|