De eerste puzzle die ik de lezer wil voorleggen betreft meerdere er's in bijzinnen, goedgekeurd of zelfs geprefereerd door enige informanten.
(8) |
(Ik zag dat) er een er een overheen schopte |
(9) |
(..........) er een een eroverheen schopte |
Variant (10) werd ook geaccepteerd, maar mogelijk is hier het Grunnigs in het geding, want voor sommige Grunnigers schijnt zin (3) ook al goed te zijn zonder er.
(10) |
(..........) een er een overheen schopte |
Niet geaccepteerd wordt echter (11).
(11) |
(..........) een een eroverheen schopte |
Dus het kwantitatieve er staat in de bijzin sterker dan het prepositionele, zie ook Bennis 1980. Niet verklaard is echter de vrijheid -althans voor sommigen- om een of meer kwantitatieve er's in een bijzin op te nemen.
Een verwante puzzle levert zin (12) , waarbij ik de Groningse oordelen maar even verwaarloos.
(12) |
(Ik zag dat) er een er een teveel op had |
De varianten (13) en (14) stuitten, zomin als (12), op bezwaren.
(13) |
(..........) een er een teveel op had |
(14) |
(..........) er een een teveel op had |
Minder liberaal was men ten opzichte van (15).
(15) |
(..........) er een er slecht uitzag |
Alleen het eerste er mocht weg. Wellicht wordt er slecht uitzien als een vaste uitdrukking opgevat, met er als verplicht onderdeel. Dat verklaart echter weer niet waarom dit er in een samentrekking mocht verdwijnen:
(16) |
(..........) er een slecht en er een goed uitzag |
Merkwaardig is dat er een er in de samengetrokken zin achterblijft, want in samentrekking die als ‘Gapping’ bekend staat, verdwijnt het kwantitatieve er.