Tabu. Jaargang 14
(1983-1984)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iets over de structuur van krantekoppen in het Duits en NederlandsGa naar eind*
|
(l) | a | Een voorbijganger heeft een oude dame beroofd |
b | x̶Voorbijganger oude dame beroofd |
De verkortingen lijken dus aan zekere regels gebonden te zijn. Men kan vermoeden dat deze regels iets met de structuur van de taal te maken hebben. Daaruit zou moeten kunnen worden verklaard waarom bepaalde verkortingen wel, en andere niet toegestaan zijn. Bij deze korte inleidende opmerkingen wil ik het laten. In het volgende zal ik niet een volledig overzicht van alle mogelijkheden nastreven, maar aan de hand van drie verkortingstransformaties aannemelijk trachten te maken, dat er inderdaad een nauwe samenhang bestaat tussen ‘krantekoppensyntaxis’ en taalstructuur. In 1. komt de predicaat-verkorting aan de orde, in 2. lidwoord-deletie en in 3. voorzetsel-deletie. 4. geeft een samenvatting.
1. Predicaat-verkorting.
Het predicaatGa naar eind2 van een zin kan in een krantekop verkort worden of helemaal wegvallen. Het laatste geval laat ik verder buiten beschouwing, omdat het taalkundig minder interessant is. De verkorting van het predicaat omvat in elk geval altijd het finitum, zodat er slechts infinitieven en participia overblijven. Blijkens (1) is dit echter niet altijd geoorloofd. In (1) hebben we de configuratie subject (SU)-direct object (DO)-participium (PART). Dit lijkt in het Duits de enige verboden configuratie te zijn: twee objecten met PART is mogelijk, evenzo SU-PART (3, 4) en DO-PART (5):
(l) | c | x̶Vorübergehender alte Dame beraubt |
(2) | Einem Vorübergehenden die Tasche geraubt | |
(3) | Minister abgereist | |
(4) | Minister gerügt | |
(5) | Den Falschen erwischt |
Kennelijk is het niet toegestaan dat een SU en een object zonder verdere markering naast elkaar staan. Dit is in gewone zinnen alleen mogelijk als het SU direct wordt voorafgegaan door het finitum of een onderschikkend voegwoord:
(6) | Ab heute läßt Kohl das nicht mehr zu. |
(7) | Ich weiß, warum Kohl das nicht mehr zuläßt. |
(6) kan natuurlijk als krantekop voorkomen, maar dan heeft er geen predicaatverkorting plaatsgevonden. Zinnen als (7) zal men zelden als krantekop tegenkomen omdat krantekoppen kort moeten zijn, hetgeen in tegenspraak is met ingewikkelde contructies zoals bijzinnen. Als in een krantekop een SU en een object voorkomen, zullen ze daarom in de regel van elkaar worden gescheiden door het finitum, zie (8) en vgl.
(1) | c: | |
(8) | Vorübergehender beraubt alte Dame |
Zoals men ziet volgt dit feit uit een combinatie van structurele en ‘pragmatische’ voorwaarden waaronder krantekoppen ontstaan.
Het Nederlands kent meer restricties dan het Duits. Wanneer in het Nederlands de combinatie NP-PART optreedt wordt de NP automatisch als nominatief geanalyseerd. Is het werkwoord intransitief, dan is nominatief de enige mogelijkheid (9); is het werkwoord transitief dan wordt de NP begrepen als passief-nominatief (10):
(9) | Minister vertrokken (= is vertrokken) |
(10) | Minister gegispt (= is gegispt (geworden)) |
Anders gezegd, het Duitse type (5) komt in het Nederlands niet voor (contra Jordens 1983: 169v., 199vv.)Ga naar eind3. In beide talen wordt in de constellatie NP-PART wanneer het werkwoord transitief is de NP opgevat als logisch object, nooit als logisch subject. Dit is te verklaren doordat de objects-NP zowel semantisch als syntactisch nauwer met het werkwoord samenhangt dan de subjects-NP, zoals b.v. uit de mogelijkheden tot vooropplaatsing moge blijken:
(11) | a | Einen Vorübergehenden berauben wird der Mann doch kaum |
b | x̶Ein Vorübergehender berauben wird den Mann doch kaum | |
(12) | a | Hem beroven zal ik niet |
b | x̶Ik beroven zal hem nietGa naar eind4 |
In het Nederlands kan dit logische object echter alleen worden begrepen als passief-subject; in het Duits hoeft dat niet perse blijkens (5). Dit verschil wordt veroorzaakt door het ontbreken van een nominaal naamvalssysteem in het Nederlands. Bij ontstentenis van zo'n systeem is een ondubbelzinnige strategie nodig voor het identificeren van de grammaticale functie. Het Nederlands moest in dit geval een keuze maken. De regel die je zou kunnen formuleren voor het onderhavige geval (NP-PART) luidt: ‘Ga ervan uit dat het hulpwerkwoord zijn weggelaten is.’ Waarschijnlijk is dit een uitbreiding van de in beide talen geldige regel voor de acceptabiliteit van attributieve participia: deze zijn slechts acceptabel indien het hulpwerkwoord zijn gebruikt kan worden. Beroemd contrastief voorbeeld is (13/14):
(13) | De toegenomen kou |
(13') | De kou is toegenomen |
(14) | x̶Die zugenommene Kälte |
(14') | Die Kälte hat zugenommen |
In het bestek van dit artikel zou het te ver voeren op deze kwestie nader in te gaan.
2. Lidwoord-deletie.
In beide talen mogen lidwoorden in principe onbeperkt worden weggelaten als daardoor de betekenis van de kop niet verandert.
Dit kan in het Duits gebeuren wanneer een woord een onveranderlijk meervoud heeft, zie (15).
(15) | a | SPD hat einen Fehler gemacht |
b | SPD hat Fehler gemacht |
(15)b heeft als voorkeurslezing ‘SPD heeft fouten gemaakt’, hoewel ‘SPD heeft fout gemaakt’ ook wel mogelijk is. Om dit misverstand te verkomen zal men daarom einen i.h.a. niet weglaten.
Ook lidwoorden die met voorzetsels zijn versmolten tot ‘portmanteau-morfemen’ (b.v. am, ins, aufs, zum) kunnen niet weggelaten worden. Het Nederlands heeft noch onveranderlijke meervoudenGa naar eind5, noch portmanteau-morfemen zodat deze complicaties in het Nederlands niet optreden.
Door het weglaten van het lidwoord kan het onderscheid [± definiet] verloren gaan, maar i.h.a. zal dit door andere omstandigheden gecompenseerd worden. Beschouw de voorbeelden in (16):
(16) | a | Minister-president verongelukt |
b | Minister verongelukt | |
c | Minister van Moeilijke Zaken verongelukt |
(16)a is ondubbelzinnig omdat er in een gegeven context altijd maar één minister-president is. (16)b lijkt dubbelzinnig: het kan zowel een minister zijn als de minister. Maar de minister is natuurlijk net zo onduidelijk als een minister. Daarom zal er nog iets bij moeten, b.v. (16)c. En dat is weer ondubbelzinnig. Ook hier dus weer een samenspel van syntaxis en pragmatiek.
3. Voorzetsel-deletie.
In het Nederlands mogen onder zekere voorwaarden voorzetsels uit koppen worden weggelaten. Enige voorbeelden staan in (17).
(17) | a | Kamerfracties achter plannen Eurocontrol |
b | Nieuwe topman Griekse bank | |
c | Gifvondst Dordrecht staat niet op zichzelf |
In het Duits ontbreekt deze mogelijkheid. Wat is het structurele verschil tussen Nederlands en Duits, dat hiervoor verantwoordelijk is?
Bij het doorwerken van het Nederlandse materiaal valt op dat de gedeleerde prepositie meestal van is. Kennelijk is deze prepositie om een of andere reden bijzonder gemakkelijk te ‘reconstrueren’. Van heeft weinig eigen betekenis; tussen de woorden die door van worden verbonden bestaat al een verband. Van is het voorzetsel dat de oude genitief vervangt. In het Duits wordt een constructie als (18)a met als krantekop-versie (18)b weergegeven met een echte genitief (19)a of een compositum (19)b:
(18) | a | De introductie van de chip |
b | Introductie chip | |
(19) | a | Die Einführung des Chips |
b | Die Chip-Einführung |
In het Nederlands kunnen composita zoals chip-introductie natuurlijk zonder meer worden gevormd. In de praktijk blijkt echter dat ze in het Duits veel en veel talrijker zijn. Het Nederlands is analytischer. Waar het Duits de voorkeur geeft aan lexicale attributen drukt het Nederlands dezelfde samenhang syntactisch uit. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het ontbreken van de voorzetsel-deletie in het Duits. Omdat in het Nederlands de constructies met van zo gebruikelijk en frequent zijn, worden ze ook zonder van moeiteloos begrepen.
Ter illustratie van het verschil in analyticiteit tussen Nederlands en Duits geef ik in (20) een aantal Duitse composita die in
het Nederlands haast niet met één woord weergegeven kunnen worden.
(20) | Duits | Nederlands |
Friedenssehnsucht | verlangen naar vrede | |
Teilräumung | gedeeltelijke ontruiming | |
Staatsgründungstag | dag van de stichting van de staat | |
Lohnfortzahlung | doorbetaling van loon | |
Putschversuch | poging tot een staatsgreep | |
NATO-Beitritt | toetreding tot de NATO | |
Hinrichtungswelle | golf van executies | |
Studienplatzskandal | schandaal rond studieplaatsen | |
Verfassungsverstoß | vergrijp tegen de grondwet |
Wanneer de gedeleerde prepositie niet van is, is ze om een of andere reden gemakkelijk te reconstrueren: in voor geografische namen (21)a, deel van een staande werkwoord-voorzetsel-uitdrukking (21)b, aan te vullen door kennis van de actualiteit (21)c, enz.. Deze gevallen zijn linguïstisch minder interessant.
(21) | a | Lustmoord Noorwegen nog onopgehelderd |
b | ANVR-bureaus dupe stuntende niet-leden | |
c | Besluit Awacs |
4. Samenvatting.
In dit artikel heb ik exemplarisch enige verkortingstransformaties laten zien waarmee krantekoppen uit zinnen gevormd worden.
In de laatste paragraaf kwam het verschil in analyticiteit tussen Nederlands en Duits ter sprake. Dit verschil lijkt ook de frequentie van de regel lidwoord-deletie te beïnvloeden: in het Duits is deze regel wel gebruikelijk, maar niet verplicht; in het Nederlands is hij bijna gegeneraliseerd. Ook dit zou kunnen samenhangen met het ‘gevoel’ van de Nederlander dat een zin een sequentie losse woorden is, terwijl het voor een Duitser meer een sequentie woordhiërarchieën is.
Hopelijk is enigszins duidelijk geworden dat krantekop-
verkortingen niet willekeurig zijn, maar nauw met de zinsstructuur samenhangen. Er bestaat dus geen (van de gewone syntaxis onafhankelijke) ‘koppensyntaxis’.
Bibliografie
Dovifat, E.
(1967) |
Zeitungslehre. 5e dr., 2 dln. Berlijn. |
Jordens, P.
(1983) |
Das deutsche Kasussystem im Fremdsprachenerwerb. Tübingen. (Gedrukte versie van de dissertatie, K.U. Nijmegen.) |
Kniffka, H.
(1980) |
Soziolinguistik und empirische Textanalyse. Schlagzeilen- und Leadformulierung in amerikanischen Tageszeitungen. Tühingen. |
Kniffka, H.
(1981) |
‘Schlagzeilenformulierung als sprachliches Verhalten.’ In: G. Hindelang & W. Zillig (eds.): Sprache: Verstehen und Handeln. Akten des 15. linguistischen Kolloquiums, Münster 1980, Tubingen. |
Mittelberg, E.
(1967) |
Wortschatz und Syntax der BILD-Zeitung. Marburger Beiträge zur Germanistik 19. |
- eind*
- Dit artikel is een bewerking van een in het Duits geschreven artikel, dat niet gepubliceerd is. Deze vertaling heeft belangrijk gewonnen door kritiek van A. Sassen, waarvoor ik hem dank.
- eind1
- Hiermee is niet gezegd dat alle krantekoppen verkort zijn; de transformaties zijn geen van alle verplicht.
- eind2
- Ik gebruik ‘predicaat’ hier in de betekenis ‘werkwoordelijk gezegde’.
- eind3
- Althans voor mijn taalgevoel. Er zijn sprekers die de verkeerde gepakt kunnen opvatten als ‘(iemand heeft) de verkeerde gepakt’. Voor mij kan alleen ‘de verkeerde (is) (door iemand) gepakt’.
- eind4
- Bij de pronomina komt type (5) ook in het Nederlands voor. Hier heeft ook het Nederlands nog een vormonderscheid nominatief - niet-nominatief. Om voor de hand liggende redenen treft men pronomina echter zelden in krantekoppen aan.
- eind5
- Als we afzien van opgave - opgaven, die dezelfde uitspraak hebben. Omdat we ons hier met gedrukte taal bezighouden, is dat in dit verband irrelevant.