?Jan betreurt het ook maar drie pogingen gewaagd te hebben. |
?Jan betreurt het ook maar een week te hebben getwijfeld. |
In hoeverre accent een beslissende rol in de acceptabiliteit van deze zinnen speelt, valt moeilijk te overzien.
Betreuren kan dus slechts als trigger optreden voor ook maar, terwijl ook maar op zijn beurt slechts restrictief gecombineerd kan worden met NP's. Deze observatie geeft dus aanleiding tot het bevestigen van de mening dat betreuren een trigger voor negatieve polariteit is, hoewel evidentie voor deze bewering zich beperkt tot een zeer beperkt aantal mogelijkheden.
Als betreuren een trigger voor negatieve polariteit is, dan moeten een aantal ‘wetten’ waaraan triggers in het algemeen beantwoorden, ook gelden voor betreuren. De meest bekende van deze ‘wetten’ is de constatering dat triggers voor negatieve polariteit zich gedragen als functies die dalende monotonie bewerkstelligen. Ladusaw (1980) geeft de volgende definitie van dit verschijnsel:
(4) |
Triggers voor negatieven polariteit zijn constituenten waarvan de interpretatie een functie F is die de volgende eigenschap heeft:
voor twee willekeurige argumenten van F, b.v. A en B, geldt dat als A een deelverzameling van B vormt, dan vormt F(B) een deelverzameling van F(A). |
Als betreuren een trigger is, dan moet de interpretatie van betreuren een functie zijn die monotone daling bewerkstelligt. Uit de volgende voorbeelden blijkt dat betreuren zich in dit opzicht problematischer gedraagt dan andere triggers:
(5) |
|
Jan eet zelden muesli als ontbijt → |
|
╞ |
|
|
Jan eet zelden Alpenmuesli als ontbijt. |
(6) |
|
Jan vraagt nooit om een glas → |
|
╞ |
|
|
Jan vraagt nooit om een sherryglas. |
(7) |
|
Jan betreurt het een jas gekocht te hebben → |
|
╞ |
|
|
Jan betreurt het een rode jas gekocht te hebben. |
We kunnen (5) en (6) als geldige implicaties kenschetsen, implicaties die monotone daling laten zien, zoals voorspeld wordt door de aanwezigheid van de triggers zelden en nooit.
Volgens mijn intuĭties is (7) echter geen geldige implicatie, hoewel aan de voorwaarden voor geldigheid zijn voldaan: betreuren is aanwezig als trigger voor negatieve polariteit en in het veronderstelde model vormt de verzameling van rode jassen een deelverzameling van de verzameling jassen. Een verklaring voor de intuĭtieve ongeldigheid is gelegen in de constatering dat Jan, hoewel hij het betreurt een rode jas gekocht te hebben, toch zeer tevreden kan zijn over de kleur van de jas. Hij is dan ontevreden over het kledingstuk dat deze kleur heeft omdat hij liever een rode pantalon gekocht zou hebben.
Volgens Ladusaw (1980) was ik echter te snel met de constatering dat (7) een ongeldige implicatie zou zijn. Volgens hem hebben we géén intuĭties omdat betreuren een factief werkwoord is. (Geheugensteuntje: een factief werkwoord introduceert een complementszin waarvan de waarheid verondersteld wordt.) Hij is van mening dat we onze aandacht moeten beperken tot die verzameling situaties waarin de consequens van de implicatie geldig is (d.w.z. dat de presuppositie die eraan ten grondslag ligt vervult moet zijn). Volgen we Ladusaw's raad op, dan zal in het geval het antecedens van de implicatie waar is, de consequens tevens