Bewijs.
Van links naar rechts. Laat Q een monotoon dalende kwantor op M =>E, ‖ ‖< zijn die gesloten is onder eindige verenigingen, en veronderstel dat X en Y deelverzamelingen van E zijn, zo dat (E - X) ∩ Y ∊ Q en X ∊ Q. Dan geldt op grond van geslotenheid onder eindige verenigingen dat ((E - X) ∩ Y) ∪ X ∊ Q. Maar ((E - X) ∩ Y) ∪ X = ((E - X) ∪ X) ∩ (X ∪ Y) = X ∪ Y, zodat X ∪ Y ∊ Q. Derhalve Y ∊ Q, op grond van het monotoon dalende karakter van Q, aangezien Y ⊆ X ∪ Y.
Van rechts naar links. Laat Q een monotoon dalende kwantor op M = >E, ‖ ‖< zijn, zo dat als (E - X) ∩ Y ∊ Q en X ∊ Q, dan Y ∊ Q, en veronderstel dat X en Y deelverzamelingen van E zijn, zo dat X ∊ Q en Y ∊ Q. Aangezien (E - X) ∩ (X ∪ Y) = ((E - X) ∩ X) ∪ ((E - X) ∩ Y) = (E - X) ∪ Y en aangezien op grond van het monotoon dalende karakter van Q geldt dat (E - X) ∩ Y ∊ Q, gegeven dat Y ∊ Q en dat (E - X) ∩ Y ⊆ Y, moet eveneens gelden dat (E - X) ∩ (X ∪ Y) ∊ Q. Daar X ∊ Q, volgt hieruit dat X ∪ Y ∊ Q, zodat Q gesloten is onder eindige verenigingen.
Uit stelling 1 volgt onmiddellijk dat de verwijzing van een monotoon stijgende nominale constituent onveranderlijk gesloten is onder eindige doorsneden dan en slechts dan als voor alle VP1 en VP2 het gevolgtrekkingsschema in (1) van kracht is, waarbij met -VP1 de negatie van VP1 wordt aangeduid.
(1) |
NP VP1 of VP2 |
|
NP -VP1, |
|
_____ |
|
NP VP2 |
Aan de geldigheid van de redenering in (2) mogen we dan ook de gevolgtrekking verbinden, dat de verwijzing van monotoon stijgende nominale constituenten van de vorm alle N onveranderlijk gesloten is onder eindige doorsneden.
(2) |
Alle gekruisigden wenen of stenen |
|
Alle gekruisigden wenen niet |
|
_____ |
|
Alle gekruisigden stenen |
Beslist niet geldig is echter de redenering in (3), zodat de verwijzing van monotoon stijgende nominale constituenten van de vorm enkele N niet altijd gesloten is onder eindige doorsneden.
(3) |
Enkele verdoemden wenen of stenen |
|
Enkele verdoemden wenen niet |
|
_____ |
|
Enkele verdoemden stenen |