Tabu. Jaargang 11
(1980-1981)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermdEen kwestie van geven en krijgen: over het uitdrukken van grammatische relaties in een visuele taal/ Fleur van Duin, Carla BroederVoor het uitdrukken van grammatische relaties, zoals dat in gesproken taal d.m.v. syntaktische structuren, flexie en/of woordvolgorde gebeurt, kan een visuele taal van andere middelen gebruik maken. Uit onderzoek naar structurele kenmerken van American Sign Language, de taal die door de meeste volwassen doven in Amerika gebruikt wordt, bleek dat pronominale verwijzingen, subjekt-objekt relaties en adverbiale bepalingen uitgedrukt kunnen worden d.m.v. incorporatie. | ||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||
Incorporatie houdt in dat een gebaar zo gemodificeerd wordt, dat behalve het begrip waar het gebaar voor staat, ook nog andere dingen in dat gebaar tot uitdrukking worden gebracht. De mogelijkheden tot modifikatie van een gebaar zijn afhankelijk van de plek waar, en de richting waarin het gebaar gemaakt wordt. Bepaalde werkwoorden b.v. worden tot uitdrukking gebracht in een gebaar dat bij of vanuit een bepaald punt van het lichaam van de seiner gemaakt wordt. Deze werkwoorden worden ‘body anchor verbs’ genoemd. Twee typen zijn hierbij te onderscheiden:
Mogelijkheden tot incorporatie zijn dus bij type a werkwoorden beperkt - het beginpunt ligt immers vast - en bij type b werkwoorden niet aanwezig. Bij het systeem van pronominale verwijzing in ASL speelt bovendien de driedimensionale ruimte een grote rol. In de ruimte vóór de seiner kunnen personen of zaken ‘gesitueerd’ worden voor de duur van het gesprek. De verwijzing naar die specifieke punten in de ruimte kan dan op twee manieren gebeuren:
Ervan uitgaande dat ook in de visuele taal van Nederlandse doven gebruik gemaakt zou kunnen worden van de hierboven beschreven middelen, bekeken wij constructies met de werkwoorden geven en krijgen. Het gebaar voor geven is als volgt: De seiner maakt een gevend gebaar beginnend bij zijn borst en eindigend bij een willekeurig punt vóór hem. Het gebaar voor krijgen is tegenovergesteld aan het gebaar voor geven. Dat was ook precies de reden waarom wij voor constructies met deze werkwoorden kozen. Immers modificatie van het gebaar om incorporatie van subjekt of indirekt objekt mogelijk te maken, zou omkering van dat gebaar met zich meebrengen. Met de door ons op schrift aangeboden zinnen is het volgende gebeurd (de geseinde woorden zijn in hoofdletters weergegeven):
| ||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||
Er lijkt weinig systematiek te zitten in de manier waarop de zinnen werden geseind. Daar waar incorporatie mogelijk was, werd er geen gebruik van gemaakt. Als er in 3 sprake was van een bewust gemodificeerd gebaar voor geven, dan is het verwonderlijk dat die modificatie in 4 niet is volgehouden zodat met een verwijzing van de woordvolgorde een visueel efficiëntere constructie geseind had kunnen worden. Naar de reden waarom doven in onze onderzoeksgroep zo weinig gebruik maakten van de in ASL gangbare middelen, kunnen wij slechts gissen. We geloven dat de invloed van de gesproken taal op de visuele taal hier een grote rol speelt. Die invloed is in Nederland erg groot omdat het onderwijs geheel gericht is op het leren spreken en liplezen. Het zou te ver voeren hier nader in te gaan op de gevolgen van die invloed op de visuele taal die doven onder elkaar gebruiken. We volstaan met een verwijzing naar onze scriptie, waarin we deze consequentie hebben besproken, ook voor wat betreft de situatie van de onderzoeker. Het al of niet benutten van de mogelijkheden tot incorporatie of efficiënt gebruik van de driedimensionale ruimte voor het uitdrukken van grammatische relaties, zal voor een groot deel bepaald worden door de invloed van de gesproken taal op de visuele taal. Naarmate die invloed groter is zullen grammatische relaties eerder uitgedrukt worden met de in gesproken taal gangbare middelen. Het situeren van personen in de ruimte of deletie van pronomina door incorporatie blijft dan achterwege. | ||||||||||||
bibliografie
|
|