Tabu. Jaargang 11
(1980-1981)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Infinitief-complementen en reflexieven
|
(1) | omdat hij [hij de kinderen het verhaal vertellen] willen |
(2) | omdat hij de kinderen het verhaal wil vertellen |
Het subject van S1 (hij) is door toepassing van Equi NP verdwenen. De V van S1 wordt achter de V van S2 geplaatst en zij vormen samen een V-cluster. Het restant van S1 (de kinderen het verhaal) klontert samen met de elementen van S2 nadat de S1-knoop gesnoeid is; de constituenten die in (3) nog in verschillende S-en een plaats hadden, zijn in (4) clause-mates geworden.
Naast verplichte V-raisers zoals b.v. willen, hebben we ook werkwoorden die optionele toepassing van de regel mogelijk maken, b.v. proberen. Zo zien we naast (7) ook (8):
(6) | omdat Hugo [Hugo Kees een trap geven] proberen |
(7) | omdat Hugo Kees een trap probeert te geven |
(8) | omdat Hugo probeert Kees een trap te geven |
(8) wordt uit (6) afgeleid via Equi NP en Extrapositie. Dezelfde diepte-struktuur leidt dus tot twee verschillende oppervlaktestrukturen. Struktuur (3) wordt door toepassing van Equi NP en Extrapositie omgezet in struktuur (5)
De S wordt hier in zijn geheel achter de V gezet en de S-knoop blijft gehandhaafd.
De oppervlakte-struktuur (4) verdient natuurlijk enige beargumentering, omdat de snoeiing van de S tot gevolg heeft dat de elementen uit de constituent-
S aan dezelfde regels moeten gehoorzamen als de oorspronkelijke constituenten van de matrix-S. Evers geeft daar enkele argumenten voor en één van de argumenten betreft de plaats van het pronominale object. Uit (11) blijkt dat het pronomen naar de positie achter de meest linkse NP trekt:
(9) | omdat we Piet het cado geven |
(10) | *omdat we Piet het geven |
(11) | omdat we het Piet gaven |
Evers formuleert de regel Clitic Placement (voor het duits):
(12) | COMP | NP | X | es | Y |
1 | 2 | 3 | 4 | ||
1+3 | 2 | Φ | 4 |
De werking van de regel Clitic Placement wordt ingeperkt door S-grenzen; het pronomen mag niet van de ene S naar de andere S verplaatst worden. De factor (2) van de strukturele analyse in (12) mag dus geen S-haakje bevatten. Dit blijkt uit (13) en (14) die bij Evers als resp. (64) (a) en (b) gegeven worden:
(13) | omdat we ons schamen [het aan onze vriend te vertellen] |
(14) | *omdat we het ons schamen [--- aan onze vriend te vertellen] |
(14) is ongrammaticaal en we zien dat het over een S-haakje verplaatst is.
Het lijkt er overigens op dat het in (13) de eerste plaats inneemt, maar om de formulering in (12) aan te houden, veronderstellen we dat het pronomen achter de lege NP plaats staat die ontstaan is door Equi NP.
De plaats van het pronomen in een struktuur die ontstaan is door toepassing van V-raising is voor Evers een argument voor snoeiing van de S-knoop (zie 16).
(15) | omdat Hugo [Kessler het aan de pers vertellen] horen |
(16) | omdat Hugo het Kessler aan de pers hoorde vertellen |
In (16) staat het achter de meest linkse NP van de matrix-S terwijl het achter Kessler hoort te staan: dat is namelijk de meest linkse NP in de constituent-S. Het pronomen zou hier dus over een S-haakje verplaatst zijn, in strijd met (12). De snoeiing van de S-knoop, die Evers voorstaat, betekent dat in de faktor (2) van de strukturele analyse geen S-haakje staat en het pronomen kan dus vrij oprukken naar de positie achter Hugo. We zien nu ook dat het van belang is te veronderstellen dat het pronomen in (13) de positie achter de lege NP plaats inneemt. Zou het nl. in (13) op de eerste plaats staan, dan zou hetzelfde ook in (16) het geval kunnen zijn. Het staat dan weliswaar voor Kessler maar blijft binnen het S-haakje en daarmee zou het argument voor snoeiing van de S verdwijnen. De formulering in (12) zou dan natuurlijk wel veranderd moeten worden,en wel zodanig dat ook de eerste positie binnen een S voor het clitisch pronomen beschikbaar is.
2.
Evenals de regel Clitic Placement, speelt de antecedentstoekenning aan reflexieve pronomina zich binnen bepaalde S-grenzen af. De toekenning van een antecedent is noodzakelijk voor de interpretatie van het reflexivum en dit is op zijn beurt weer van belang voor de interpretatie van de gehele S. In (17) zien we dat de interpretatie varieert met de keuze van het antecedent:
(17) | Jan raadde Peter zichzelf aan als advocaat |
In het ene geval raadt Jan zichzelf aan als de advocaat en in het andere geval raadt hij Peter aan op zichzelf te vertrouwen als advocaat. De antecedent-reflexief relatie wordt door een coindexeringsregel gelegd, die aan het reflexivum dezelfde index toekent als aan het antecedent. Reflexieve pronomina hebben in de diepte-struktuur geen eigen index, zoals het antecedent en kunnen alleen via de coindexeringsregel een afgeleide index krijgen. Deze regel kan als in (18) geformuleerd worden (vgl. Koster (1978)):
(18) |
De voorwaarde waaronder deze regel werkt, is de strukturele conditie:
X c-commandeert Y. Dit is het geval als de eerst vertakkende knoop die X domineert, ook Y domineert, terwijl ze elkaar niet domineren. In (19) c-commandeert X Y en in (20) c-commandeert X Z wel, maar niet Y; Y c-commandeert daarentegen zowel X als Z.
(18) werpt zo een licht op (21) en (22):
(21) | *Zichzelf koopt een nieuwe fiets |
(22) | Kortsjnoi geeft zichzelf een goede kans tegen Karpov |
In (21) krijgt zichzelf geen index en dus is (21) ongrammaticaal. In (22) kan alleen Kortsjnoi als antecedent optreden, omdat Karpov zichzelf niet c-commandeert.
Toch is (18) niet voldoende om de antecedent-reflexief relatie adekwaat te beregelen. Uit (23) en (24) blijkt b.v. dat het antecedent het reflexief pronomen niet alleen moet c-commanderen, maar ook dat er tussen antecedent en reflexivum geen S-haakje mag zitten: het antecedent moet binnen de minimale S-grenzen gezocht worden.
(23) | *Piet. wil [dat Jan zichzelfi niet op de voorgrond plaatst] |
(24) | Piet wil [dat Jani zichzelfi niet op de voorgrond plaatst] |
Toch is deze eis te streng gezien (25); daar blijkt uit dat er wel degelijk een relatie mogelijk is tussen twee constituenten in verschillende S-en
(25) | omdat Jani probeert [PRO zichzelfi te scheren] |
Als zichzelf in een infinitief-complement zit, is het blijkbaar mogelijk een antecedent buiten de minimale S-grenzen te vinden. Dat niet elk antecedent buiten de S-grenzen goed is blijkt uit (26):
(26) | *omdat Jani Henk verbiedt [PRO zichzelfi te scheren] |
De beperkingen die de S-grenzen aan de antecedent-reflexief relatie opleggen, gelden ook voor de verplaatsing van elementen; constituenten kunnen niet maar zo over S-grenzen heen verplaatst worden. In Chomsky (1973) kregen deze beperkingen hun vorm in enkele condities. Omdat ik mij met infinitief-complementen bezighoud, is alleen de SSC van belang. In (27) wordt die gegeven (vertaling Janssen (1980)):
(27) | Specified Subject Condition: |
Geen enkele regel kan betrekking hebben op X en Y in een struktuur van de vorm: | |
... X ... [α... Z ...-WYV...] ... | |
waar Z het gespecificeerde subject is van WYV in α en waar α een cyclische knoop is. |
Een gespecificeerd subject is of een niet-lege NP b.v. Jan, of een lege NP die én geen spoor is van X én niet door X gecontroleerd wordt. Ik gebruik deze conditie en niet één uit Chomsky (1980) omdat het voor de uiteenzetting van enkele problematische feiten in het navolgende niet uitmaakt en de SSC in eerste instantie toegankelijker is.
De werking van de SSC zien we in (25) en (26). In (25) controleert Jan (X) PRO(Z) en tussen de posities X en Y kan dus een relatie gelegd worden. In (26) daarentegen controleert Henk het PRO-element en Jan (X) kan dus geen antecedent van zichzelf (Y) zijn. Ik zal in het vervolg het PRO-element gebruiken om de lege NP plaats te markeren, die in Evers (1975) ontstaat door Equi NP, maar die in andere benaderingen in de basis gegenereerd wordt en een controlerelatie aangaat met een antecedent buiten de S-grenzen (Chomsky (1980)).
Sinds het gebruik van sporen in taalkundige analyse, worden de condities op verplaatsingen geherinterpreteerd als condities op de relatie spoor-verplaatst element. De condities op mogelijke antecedent-anafoor relaties zijn dan ook in het grammatica-model ná de transformationele component gesitueerd. De semantische component, waar de condities op anaforische relaties deel van uitmaken, filtert in feite de verkeerd gelegde relaties in termen van SSC en
andere condities uit. Ook de V-raising-strukturen worden achteraf gecontroleerd op de mogelijkheid van de anaforische verbindingen in de configuraties van dat moment. Het gebruik van sporen maakte de interpretatie op oppervlaktenivo mogelijk; de informatie uit de diepte-struktuur bleef behouden in de loop van de derivatie. De snoeiing van de S in V-raising strukturen lijkt echter tot informatie-verlies te leiden en kan een argument zijn tegen oppervlakte-interpretatie.
Het informatie-verlies betreft de uitwissing van de S-grens, welke een essentiële rol speelt bij het beoordelen van een anaforische relatie. In §3 wordt daar verder op ingegaan.
Naast de reflexieve pronomina vinden we ook pronomina die veel vrijer zijn in het kiezen van een antecedent: de vrije anafora. Het antecedent kan buiten de S-grenzen liggen en kan zelfs buiten de talige kontext gevonden worden:
(28) | Piet is ziek. Jan zegt dat hij naar het ziekenhuis moet. |
Zowel Jan als Piet komt in aanmerking om als antecedent te fungeren; zelfs iemand buiten deze kontext, zeg Klaas, kan het antecedent zijn. Er valt dus weinig definitiefs te zeggen over de relatie die deze anafoor aangaat. Toch zijn er ook hier beperkingen: het antecedent mag zich b.v. niet in de minimale S bevinden.
(29) | Piet zegt hem de waarheid |
Piet kan hier niet het antecedent van hem zijn. In zekere zin zijn deze vrije anaforen dus complementair gedistribueerd met reflexiva. Waar de ene relatie binnen de S-grenzen ligt, overschrijdt de andere deze S-grenzen juist. In het navolgende zal deze complementariteit nog aan de orde komen.
3.
In §1 en §2 heb ik in het algemeen iets gezegd over V-raising en reflexieven. In deze paragraaf wil ik het gedrag van de reflexieve pronomina in V-raising-strukturen wat beter bekijken. Dit lijkt vooral interessant omdat de S-snoeiing van invloed is op de mogelijke anaforische relaties. Evers is kort over de reflexiva; uitgaande van de veronderstelling dat de transformationele regel Reflexivisatie een reflexief pronomen aan het subject relateert, construeert hij een ordeningsparadox met de regel V-raising. Maar sinds de ‘opschoning’ van de transformationele component en de daarmee gepaard gaande grotere belangstelling voor de semantiek, wordt er een ander begrippenapparaat gebruikt voor de analyse van reflexieve pronomina. De beregeling van de anaforische relaties is nu ook verschoven naar de semantische component. Dus laten we de ordeningsparadox van Evers verder met rust en analyseren het gedrag van de reflexiva vanuit de optiek die in §2 geschetst is.
In V-raising-strukturen waar het subject PRO controleert, gedragen de reflexiva zich zoals verwacht:
(30) | omdat hij [PRO zich aankleden] willen |
(31) | omdat hiji zichi wil aankleden |
Er wordt gecoindexeerd op het nivo van de diepte-struktuur en de zo gevormde verbinding wordt door de condities gecontroleerd. In dit geval krijgen hij en zich dezelfde index, hij c-commandeert zich en er wordt geen S-grens gepasseerd: de anaforische relatie is in orde. Dat er gecoindexeerd wordt op het nivo van de diepte-struktuur, is duidelijk wanneer we bedenken dat in de transformationele component het reflexivum naar een positie verplaatst kan worden, waar het antecedent het niet langer c-commandeert.
(32) | Zichzelfi heeft Jani altijd hoog aangeslagen |
In deze topicalisatie-struktuur c-commandeert Jan zichzelf niet meer.
Geheel anders ligt het evenwel bij de werkwoorden die PRO laten controleren door hun object, b.v. verbieden:
(33) | omdat Kees hem [PRO zich wassen] verbieden |
(34) | omdat Kees hemi verbood zichi te wassen |
(35) | * omdat Keesi hem verbood zichi te wassen |
(36) | omdat Keesi mij verbood hemi te wassen |
(37) | * omdat Kees hemi zichi verbood te wassen |
(38) | * omdat Keesi hem zichi verbood te wassen |
De verbindingen in de extrapositie-strukturen (34), (35) en (36) verlopen volgens de regels. In (34) kan hem het antecedent van zich zijn, omdat het PRO controleert en er dus voor hem geen gespecificeerd subject is. In (35) kan Kees geen antecedent van zich zijn omdat Kees PRO niet controleert. Dit is dus allemaal in overeenstemming met de SSC. Wel kan Kees aan hem in (36) gerelateerd worden. Het probleem doet zich voor in (37) en (38). Zowel Kees als hem kunnen dezelfde index als zich hebben, omdat ze de positie allebei c-commanderen; de S-grens is weg en blokkeert de antecedent-reflexief relatie dus niet. Toch zijn (37) en (38) ongrammaticaal.
Hetzelfde patroon doet zich ook voor bij het werkwoord beloven. Dit verschilt van verbieden daarin dat het subject het PRO-element controleert en niet het object. Wel is er naast de constituent-S nog een object in de matrix-S aanwezig.
(39) | omdat hij Klaas [PRO zich scheren] beloven |
(40) | omdat hiji Klaas belooft zichi te scheren |
(41) | *omdat hij Klaasi belooft zichi te scheren |
(42) | omdat hij Klaasi belooft hemi te helpen |
(43) | *omdat hiji Klaas zichi belooft te scheren |
(44) | *omdat hij Klaasi zichi belooft te scheren |
(40), (41) en (42) gedragen zich precies volgens de regels en ook hier ligt de V-raising-struktuur (43) (44) weer dwars.
Er is geen antecedent-reflexief relatie mogelijk, terwijl de S-grens toch verdwenen is.
De eerste gedachte is natuurlijk dat het hier gaat om werkwoorden die geen V-raising toelaten, maar (45) t/m (48) wijzen anders uit:
(45) | omdat Peter hem het hek verbood te verven |
(46) | omdat Klaas mij een schaakbord belooft te geven |
(47) | omdat hij ons de gevangenen belooft te bewaken |
(48) | omdat Piet haar de baby verbiedt te slaan |
In Zaenen (1979) wordt ook al geconstateerd dat het subject van een V-raising werkwoord met object controle geen antecedent van het reflexief pronomen kan zijn. Zij beweert dat dit het gevolg van een complexe-S constructie is en gaat hiermee in tegen de claim van Evers dat de S-knoop gesnoeid moet worden.
Zaenen baseert haar uitspraak o.a. op de plaats van het clitisch pronomen in (49) en (50) en haar grammaticaliteits-oordelen hierover en haar oordelen over (51) en (52) waar een antecedent voor het pronomen gevonden moet worden. De onderstaande zinnen zijn van haarzelf:
(49) | *dat we het de jongens verboden te vertellen |
(50) | dat we de jongens het verboden te vertellen |
(51) | *dat Jani ons zichi verplichtte te wassen |
(52) | ?dat Jan ons hem(zelf) verplichtte te wassen |
Van (52) zegt Zaenen: ‘... the coreferential reading of a non-reflexive pronoun is possible’. Haar grammaticaliteitsoordelen maken een eenvoudige oplossing mogelijk: op het moment van het toekennen van een antecedent aan een anafoor is de S-grens nog aanwezig. Maar zo simpel ligt het probleem niet. (49) lijkt mij helemaal niet ongrammaticaal en (52) lijkt mij net zo ongrammaticaal als (51). De basis voor haar uitspraak is dus nogal twijfelachtig. Toch zijn er wel verschijnselen die de S-knoop aannemelijk maken. Let eerst weer eens op de plaats van het pronominale object in (50). Gezien de formulering van Clitic Placement in (12) kan dit alleen als de jongens in (50) de meest linkse NP is. De S-grens zou daar voor zorgen en (50) zou een normaal geval zijn. Veronderstellen we de S-grens niet dan zou de formulering van Clitic Placement zo veranderd moeten worden, dat het pronominale object in bepaalde configuraties ook op de derde positie terecht kan komen. Dat lijkt geen gemakkelijke opgave gezien de twijfelachtige status van (53)
(53) | ? omdat hij Jan het wil vertellen |
De plaats van het clitisch pronomen is dus toch een argument voor de S-knoop.
Een tweede verschijnsel dat het bestaan van een S-grens aannemelijk maakt, is de NP met het ingebedde reflexivum.
(54) | omdat ik Peter een foto van de koningin verbied te maken |
(55) | omdat ik Peter i een foto van zichzelfi verbied te maken |
(56) | *omdat Peteri mij een foto van zichzelfi verbiedt te maken |
(57) | omdat Peteri mij verhalen over hemi verbiedt te vertellen |
(58) | *omdat ik Peteri verhalen over hemi verbied te vertellen |
Omdat het object (Peter) het PRO-element controleert, is er een relatie tussen zichzelf en dit object mogelijk in (55). Het subject kan niet als antecedent fungeren voor het reflexieve pronomen (56), maar wel voor het niet-reflexieve pronomen (57).
Als we hier dus een S-grens aannemen, gedraagt alles zich volgens de regels.
Toch is de S-grens niet de oplossing van alle problemen. Evers heeft er terecht op gewezen dat het pronomen in (16) op een verkeerde plaats staat, als we uitgaan van de aanwezigheid van de S-knoop. Clitic Placement kan dus voor beide zienswijzen een argument zijn.
Verder zou je verwachten dat de met de reflexieven in complementaire distributie staande pronomina wel een antecedent toegewezen zouden kunnen krijgen, als er een S-grens aanwezig is.
Dat dit niet het geval is, blijkt uit (59)
(59) | *omdat Peteri mij hemi verbiedt te slaan |
Enerzijds schept de S-grens dus problemen ((16) en (59)) en anderzijds lost het niet alle problemen op ((60) en (61)). Sommige configuraties nl. worden niet geblokkeerd door de SSC maar zijn wel ongrammaticaal:
(60) | *omdat ik hemi PRO zichi verbied te scheren |
(61) | *omdat hiji me PRO zichi belooft te scheren |
In (60) controleert hem PRO en kan dus met zich in verbinding staan; in (61) geldt dit voor hij en zich. Deze gevallen zijn helemaal raar als we zien dat (62) wel grammaticaal is.
(62) | omdat hiji PRO zichi belooft te scheren |
(62) gedraagt zich weer helemaal volgens de regels, terwijl alleen de afwezigheid van het indirecte object (62) onderscheidt van (61).
Een andere oplossing zou gezocht kunnen worden in de richting van een regel die zegt: vermijd ambiguiteit. Deze regel blokkeert een struktuur wanneer er twee mogelijke antecedenten voor een reflexief pronomen aanwezig zijn in die struktuur (zie (37), (38), (43) en (44)); als er één antecedent is wordt de struktuur niet geblokkeerd ((62)). De reflexieven in NP's lijken dan in eerste instantie een probleem op te leveren, want waarom zijn er voor zichzelf in (63) geen twee antecedenten mogelijk?
(63) | omdat hiji Klaas verhalen over zichzelfi belooft te vertellen |
In Daalder en Blom (1976) wordt een subjectspositie in NP's verondersteld.
Deze lege subjectspositie kan gecontroleerd worden door een NP in de zin en via deze controle-relatie kan de NP een verbinding aangaan met een reflexivum
in de NP met de lege subjectspositie:
(64) | Jani vertelde Piet verhalen over zichzelfi |
Alleen Jan kan hier als antecedent van zichzelf aangemerkt worden. De struktuur van de NP is dus:
(65) | [PRO verhalen over zichzelf] |
Om onduidelijke redenen kan in (64) Piet niet met zichzelf in verbinding staan, maar dezelfde redenen zouden ook kunnen gelden voor (63).
Maar als de relatie via PRO de zin desambigueert, waarom is dan de relatie via PRO in (66) niet mogelijk?
Om deze struktuur uit te sluiten nemen we het kader van Chomsky (1979) aan. Grof geformuleerd, komt het er op neer dat PRO (evenals de niet-reflexive pronomina) niet gebonden mag zijn in de minimale S en NP. In (66) wordt PRO gebonden in de minimale S door hij; maar daarmee is het probleem nog niet helemaal opgelost, want wel goed is:
(67) | omdat hij zich belooft te scheren |
We veronderstellen dat PRO onder invloed van V-raising verdwijnt. In (66) moeten we dus aannemen dat PRO verdwenen is en dat zich zowel met hij als Piet in relatie kan staan. Op dat moment treedt de regel ‘vermijd ambiguiteit’ op en blokkeert de zin.
Dat ook deze oplossing niet klopt blijkt uit (68), (69) en (71)
(68) | * omdat hijizichi verbiedt te wassen |
En waarom is dan Evers' zin (69) niet ambigu?
(69) | omdat Jan Ceciliai de paarden voor zichzelfi hielp houden |
Want wel ambigu is:
(70) | Hij waarschuwt Jan voor zichzelf |
De PP-struktuur voor zichzelf laat dus kennelijk wel toe dat er twee antecedenten gekozen kunnen worden. Uit (70), evenals trouwens uit (17), blijkt dat de regel ‘vermijd ambiguiteit’ niet altijd zou opgaan en het zal moeilijk zijn om de kontexten te specificeren waarin de regel wel werkt, mede gezien (69). Ook is ongrammaticaal:
(71) | * omdat Jan ons zich belooft te wassen |
Ons en zich kunnen niet met elkaar in verbinding staan en moeten toch al door een apart mechaniek uitgefilterd worden (Verheijen 1980). Deze zin (71) kan dus nooit ambigu zijn en zou de relatie tussen Jan en zich moeten toelaten.
Ook deze verklaring dekt dus niet alle feiten.
Wat opvalt in de ongrammaticale zinnen is dat er steeds sprake is van een reeks die drie NP's achter elkaar bevat. Er mogen geen anaforische verbindingen bestaan tussen de eerste en derde NP en ook niet tussen de tweede en derde NP.
(72) en (73) zijn goed en (74) is fout.
(72) | omdat [ik][hem][foto's] van [zichzelf] verbied te maken |
(73) | omdat [hij][zich] belooft te verdedigen |
(74) | * omdat [ik][hem][zichzelf] verbied te wassen |
De derde NP positie levert altijd de moeilijkheden op. We kunnen dit misschien als volgt verklaren: zowel het indirecte object als het reflexivum hebben de neiging zo dicht mogelijk bij het subject te willen staan. Omdat altijd één die strijd moet verliezen, staat er één NP op een plaats waar hij niet wil staan, nl. de derde NP positie. Dat nu maakt een zin met drie NP's ongrammaticaal. De trek van het 10 naar de tweede positie blijkt uit (75).
(75) | omdat hij Piet het cado geeft |
(76) | * omdat hij het cado Piet geeft |
In Daalder en Blom (1976) krijgt het niet-omschreven 10 (zonder aan) in de diepte-structuur dan ook de plaats direct achter het subject. De trek van het reflexivum naar de tweede positie is moeilijker aan te tonen. Als er alleen sprake was van zich en niet van zichzelf en we zich als de clitische vorm zouden beschouwen, dan was de regel Clitic Placement als argument voldoende. Daarom neem ik zonder er bewijs voor te hebben maar aan dat zichzelf naar de tweede NP-positie wil. Dan is er nog maar één geval dat dwars ligt, nl. (68).
Dit geval ligt echter wel binnen onze verklaring als we aannemen dat op het moment dat (68) geïnterpreteerd wordt, hij de volgende struktuur heeft:
(77) | omdat [hij][e][zich] verbiedt te wassen |
Deze lege NP-positie kan verantwoord worden door het werkwoord verbieden drie argumentposities te geven. Het 10 is in dit geval weliswaar onzichtbaar in de oppervlakte-struktuur, maar we ‘denken’ het er toch bij. Op het nivo van de
interpretatie is deze lege NP-knoop nog aanwezig. Deze verklaring loopt echter op niets uit, want dan zou hetzelfde moeten gelden voor (78):
(78) | omdat hij zich belooft te wassen |
Ook hier zou een begrepen 10 aanwezig moeten zijn, zodat de volgende struktuur ontstaat
(79) | omdat [hij][e][zich] belooft te wassen |
Zich staat hier ook op de derde NP-positie en (78) zou dus ongrammaticaal moeten zijn. Ook dit loopt dus op niets uit.
Een laatste mogelijkheid om van deze ongrammaticale reeksen af te komen, is het blokkeren via filters. Hoewel het inzicht in het verschijnsel hier bepaald niet mee verbeterd wordt, is de beschrijving tenminste in overeenstemming met de feiten. De filters zouden er als volgt uit kunnen zien:
(80) | * [NP NPi NPi V V |
*[NPi NP NPi V V | |
*[NPi NPi V V |
De tweede V is bedoeld om (81) ongehinderd door te laten:
(81) | omdat hij Marie zichzelf aanraadde als advocaat |
Toch voldoen deze filters niet; ze blokkeren te veel gevallen.
(82) | omdat hij Peteri zichzelfi hoort scheren |
(83) | toen hiji ons zichzelfi liet zien, zoals hij werkelijk was |
Tevens zal de filter die nodig is om (68) te blokkeren, altijd ten onrechte (78) ook blokkeren.
4.
Het probleem dat bepaalde V-raising-strukturen geen reflexieve pronomina toelaten, wordt door de aangedragen verklaringen niet in voldoende mate opgelost. Het laten staan van de S-knoop leverde zelfs extra problemen op ivm. de plaats van het niet-reflexieve pronomen. Ook de samenwerking tussen de regel ‘vermijd ambiguiteit’ en een ‘filter’ dat PRO wegwerkt in V-raising-constructies verliep niet gladjes en dekte niet het gehele probleemgebied. Het veronderstellen van een strijd om de tweede en derde plaats was erg speculatief en voldeed uiteindelijk ook niet. Tenslotte waren de voorgestelde filters te sterk en blokkeerden te veel gevallen. Het problematische karakter van (37), (38), (43) en (44) blijft dus bestaan voor ieder die de optiek heeft die in §2 ge-
schetst is.
*
Deze bijdrage is voortgekomen uit de discussies in het kader van het taalkundeproject ‘Anaforische relaties in het nederlands’. Fouten zijn voor mijn rekening.
Bibliografie
Chomsky, N., | |
(1973) | ‘Conditons on transformations’, in S.R. Anderson & P. Kiparsky (eds.), A Festschrift for Morris Halle, New York |
Chomsky, N., | |
(1980) | ‘On Binding’, in: Linguistic Inquiry, 11, 1 |
Chomsky, N., | |
(1979) | ‘Markedness and Core Grammar’, ongepubliceerd, Pisa |
Daalder, S. en A. Blom, | |
(1976) | ‘De structurele positie van reflexieve en reciproke pronomina’, Spektator 5, 1975-1976 |
Evers, A., | |
(1975) | The transformational cycle in Dutch and German Diss. RUU |
Janssen, Th., | |
(1980) | ‘Naar een universele grammatika’, in: Th. Janssen en N.F. Streekstra (red.), Grenzen en domeinen in de grammatika van het Nederlands, Groningen |
Verheijen, R., | |
(1980) | ‘Engelse reflexieven in REST’, in: GLOT 3,2 |
Zaenen, A., | |
(1979) | ‘Infinitival complements in Dutch’, in: Papers from the fifteenth regional meeting. Chicago Linguistic Society 1979 |
- eind*
- Deze bijdrage is voortgekomen uit de discussies in het kader van het taalkundeproject ‘Anaforische relaties in het nederlands’. Fouten zijn voor mijn rekening.