| |
| |
| |
Het kenmerk [± kort] bij hoge gespannen vocalen
Over de karakterisering van [i], [y] en [u] (vgl. riet, vuur, boers) in termen van fonologische features heerst in de literatuur niet altijd volledige eenstemmigheid.
Zo wordt in Van den Berg (19726) het kenmerk [± gespannen] afgewezen voor de afbakening van bepaalde klassen vocalen; op p, 48 wordt in plaats daarvan gebruik gemaakt van het kenmerk [± kort]. Voor het drietal [i], [y] en [u] kiest Van den Berg bovendien voor een bijzondere notatie: naast [+ kort] (vgl. [I]) en [- kort] (vgl. [a.]) wordt ook [αkort] (voor [i], [y] en [u]) ingevoerd, waarvoor geldt dat de waarde ervan door + of - vervangen mag worden al naar gelang de omstandigheden. In de 7e druk van Foniek van het Nederlands (1974) heeft Van den Berg het kenmerk [± kort] gehandhaafd, maar het hierboven genoemde drietal de specificering [+kort] gegeven. De vervanging van α door + is een verbetering waardoor de fonologische component van een ongewenst soort formalisme wordt ontlast; voor de verandering van [+kort] in [-kort] kunnen regels zorgdragen. Deze regels zijn in hoofdstuk IV alsnog toegevoegd en zullen hier verderop nader beschouwd worden. Ook de recent verschenen 8e druk van Foniek (1978) werkt met een lengtekenmerk voor deze vocalen. Met het oog op de bijzondere behandeling die [i], [y] en [u] in deze druk ten deel valt, komen de voorstellen van de 8e druk hier pas aan de orde na de bespreking van de desbetreffende regel van de vorige druk.
Tegenover de opvatting van Van den Berg (1972, 1974) staat die van Cohen e.a. (19612), de Haan e.a. (1974) deel II, en Van Bakel (1976). Zowel Cohen e.a. als Van Bakel reserveren het kenmerk [+lang] in beginsel alleen voor vocalen in leenwoorden als serre, freule e.d. (zie resp. p. 27 en p. 19). In de Haan e.a. komt een dergelijk lengte-kenmerk bij de classificatie van vocalen (p. 190) evenmin voor. Deze publicaties kiezen steeds - al dan niet in het voetspoor van SPE - het kenmerk [± gespannen]. Vanuit fonologisch gezichtspunt verdient de opname van laatstgenoemd kenmerk de voorkeur, vanwege b.v. de mogelijkheid distributionele eigenschappen van vocalen te specificeren of regels voor morfonologische processen elegant te formaliseren.
Wat het eerste betreft, kan gewezen worden op de positie aan het woordeinde waar zich b.v. wel de vocaal van riet maar niet de vocaal van rit kan bevinden, of de positie voor het segment [η] waarvoor het omgekeerde geldt blijkens *dieng en ding. Voor morfonologische regels kan men denken aan regels voor verkleinwoordsvorming. Bij de behandeling van de verschillende allomorfen van het verkleinwoord (1974, p. 71 e.v.) zien we dan ook dat Van den Berg zooltje en stoeltje op dezelfde wijze behandelt omdat het grondwoord op een sonorant uitgaat die vooraf wordt gegaan door ‘een klinker met het kenmerk [-kort]’; ook voor zweempje en striempje stelt hij dat de m hier voorafgegaan wordt door ‘een vocaal die niet het kenmerk [+kort] heeft’. In beide gevallen is deze kwalificatie in strijd met de eerder gegeven specificeringen voor de vocalen [u] en [i] in het overzicht op p. 49.
Voor de in Van den Berg (1974) op p. 63 gegeven regel lijkt het ons dan ook wenselijk voor de definiëring van deze klasse het feature [+gespannen] alsnog in de regel te introduceren. Volledigheidshalve citeren wij hier de zojuist aangeduide regel (‘verlenging voor [r] of [r] + dentale consonant’) nog even:
[+voc] |
→ [-kort] / - |
[+son] |
([+cons]) |
[+hoog] |
|
[-lat] |
([+dent]) |
[+kort] |
|
[-nas] |
|
|
[+cor] |
|
Strikt genomen kan in bovenstaande regel voor de definiëring van de klasse [i], [y], [u] links van de pijl het kenmerk [+kort] weggelaten worden; het overzicht op p. 49 kent immers slechts 3 [+hoge] vocalen. Met het oog op de noodzaak dit drietal af te zonderen van (minstens) één andere vocaal die ook het kenmerk [+hoog] moet worden toebedeeld (vgl. [I]), zal de onderhavige klasse vocalen verder worden aangeduid als [+voc] [+hoog] [+gesp]
| |
| |
Het voorkomen van het kenmerk [-kort] rechts van de pijl wijst erop dat er sprake moet zijn van een relatief late regel. Voor het Nederlands geldt immers dat lengteverschillen fonologisch nauwelijks een rol spelen; alleen bij tamelijk ‘oppervlakkige’ verschijnselen moet dit feature te hulp worden geroepen. Natuurlijk zal deze regel wel systematisch bepaalde verschillen moeten verantwoorden. Zo zal volgens Van den Berg zwier en zwiert een lange vocaal moeten krijgen, maar zwierf niet. Indien we m.b.v. het kenmerkenoverzicht van p. 49 de dentale consonanten bijeenzoeken, dan levert dit [t], [d], [v] en [w] op. Abusievelijk lijkt de [f] de minus-specificatie te hebben gekregen (vgl. ook de [v]); op p. 54 worden [f], [v] en [w] echter tesamen als de klasse van [+lab] [+dent] consonanten gekarakteriseerd, zodat er alle reden is het segment [f] ook bij de dentalen in de regel op te nemen. Dat de regel nu niet meer met de gegeven feiten in overeenstemming is, wijst erop dat de formalisering m.b.v. het kenmerk [+dent] minder gelukkig gekozen is.
In de sterk herziene 8e druk van Foniek maakt Van den Berg zowel gebruik van het feature [+kort] (p.23) als het feature [+lang] (p.28). Opmerkelijk is nu dat in het kenmerkenoverzicht van de [+korte] vocalen op p. 25 de [i], [y] en [u] niet langer voorkomen; ze worden opgenomen in de klasse van de [+lange] vocalen (zie p. 28). Aangezien Van den Berg op p. 23 reeds aangeeft dat de klinkers moeten worden onderverdeeld in ‘inherent korte en inherent lange klinkers’, blijft het onduidelijk waarom er voor dit ene onderscheid toch twee features moeten worden ingevoerd. Door [i], [y] en [u] onder te brengen in dezelfde klasse als b.v. [a.] en [e.] zullen de hierboven gesignaleerde problemen m.b.t. de beschrijving van distributionele en morfonologische verschijnselen zich niet langer voordoen. Op het woordeinde of voor [η] kunnen zich - in Van den Bergs terminologie - inderdaad alleen maar resp. [+lange] en [+korte] vocalen bevinden (p. 47). Jammer genoeg komen in deze 8e druk de regels voor verkleinwoordvorming niet uitvoerig aan de orde; juist de regel voor [ə]-insertie, waarin het verschil tussen [±gesp] vocalen in het grondwoord van essentieel belang is (vgl. Gussenhoven (1978), waarnaar Van den Berg verwijst), blijft achterwege. Het spreekt voor zich dat de tot zover weergegeven benadering tot onjuiste uitkomsten kan leiden. Vandaar dat de toekenning van het kenmerk [+lang] aan [i] [y] en [u] gecompenseerd moet worden met een verkortingsregel voor ‘hoge lange klinkers’. Van den Berg geeft zo'n regel eerst provisorisch en onvolledig op p. 27, en vervolgens uitgewerkt op p. 43. Hij luidt als volgt:
[+voc] |
→ [-lang] / - C0 / C1 ≠ |
[+son] |
([+cons]) |
[+hoog] |
|
[+cor] |
([-son]) |
[+lang] |
|
[-lat] |
([+cor]) |
|
[-nas] |
|
Opvallend is hier het gebruik van de tweede schuine streep, die in tegenstelling tot de gangbare conventie (zie SPE, p. 31) niet op een dubbele context wijst, maar alleen een conditie aangeeft. Deze conditie verbiedt verkorting voor [r] of [r] + coronale obstruent. Vergelijken we nu deze regel met die van de 7e druk dan zien we (behalve een verbetering van [+dent] in [+cor] en een wijziging van [kort] in [lang] een spiegeling: de vocalen werden eerst verlengd, nu ondergaan ze een verkorting; wat eerst de context voor de verlengingsregel uitmaakte, vormt nu de blokkerende conditie voor de verkortingsregel. Met het oog op het criterium van de ‘natuurlijkheid’ lijkt de regel van de 8e druk nogal gekunsteld. Overal wordt immers onderliggend [V:] aangenomen, terwijl deze variant slechts in een zeer specifieke omgeving in oppervlaktevormen wordt aangetroffen. Gegeven echter de afwijzing van een kenmerk als [gesp], is de aanname van [lang] als vervangend kenmerk voor de hand liggend en de formulering van de regel zoals Van den Berg die geeft een consequente uitwerking. De ‘onnatuurlijkheid’ van deze regel en de overweging dat het kenmerk [+lang] voor het Nederlands fonologisch verder in geen enkel opzicht discriminerend optreedt, brengt ons ertoe een geherformuleerde versie van de regel van de 7e druk (met links van de pijl [+gesp] i.p.v. [+kort] en vervanging van [+dent] door [+cor] in de context) te verkiezen.
| |
| |
Zonder verder diepgaand in te gaan op tal van problemen die verband houden met de toetsbaarheid van de door de regels gegenereerde fonetische representaties (zie hiervoor b.v. Botha (1971) p. 191 e.v.), kunnen wij stellen dat het op z'n minst interessant is om aan de hand van fonetisch onderzoek na te gaan of lengtemetingen van vocalen de uitkomsten van de besproken regels al dan niet bevestigen. Voor dit doel werd een onderzoek van beperkte omvang opgezet, waarvan de resultaten hieronder in tabelvorm zijn weergegeven. Vanwege het geringe aantal proefpersonen zijn de uitkomsten statistisch gezien onvoldoende onderbouwd; niettemin lijken de verschillende gemiddelde waarden een bruikbare indicatie op te leveren.
Bij de uitvoering van het experiment werden aan 4 mannelijke proefpersonen 17 kaartjes in een willekeurige volgorde voorgehouden met daarop de vocalen [i], [y] en [u] in verschillende contexten. Aan de proefpersonen werd gevraagd het woord tweemaal te reproduceren. Hiervan werden telkens bandopnamen gemaakt. Dit akoestisch materiaal werd vervolgens met behulp van een sonagraaf in de vorm van sonagrammen vastgelegd. De reden waarom voor het maken van sonagrammen gekozen werd, is dat deze redelijk betrouwbaar zijn voor lengtemetingen van vocalen (zie Allen (1978)) en betrekkelijk eenvoudig te vervaardigen. Het hier afgebeelde sonagram geeft het woord bestier weer van spreker III; het begin en einde van de vocaal [i:] is hier duidelijk te zien.
Nadat alle sonagrammen gemaakt waren, werden de lengtes van de vocalen volgens bepaalde criteria in mm opgemeten. In de tabel zijn steeds per woord per spreker 2 van zulke uitkomsten vermeld. Wil men de tijd in msec dan moeten de gegeven getallen met 7,5 vermenigvuldigd worden; op de verhoudingsgetallen heeft het geen invloed. Onder deze twee getallen is in elk vakje de gemiddelde waarde aangegeven. Daaronder is [tussen teksthaken] deze waarde ‘uit 100’ omgerekend,
| |
| |
waarbij telkens het woord ‘...Vr#’ op 100 werd gesteld. De rechter kolom geeft tenslotte de gemiddelden over de vier proefpersonen. Alle getallen in de tabel zijn afgerond.
Ter wille van de overzichtelijkheid zijn de uitkomsten van de tabel (zie de meest rechtse kolom onder ‘gemiddeld’) hier alvast in de vorm van staafdiagrammen gegeven.
| |
| |
Uit de verkregen waarden blijkt ondubbelzinnig dat de lengte van de hoge gespannen vocalen systematisch bepaald wordt door de aard van het erop volgende consonantcluster. Indien dat cluster bestaat uit [r] + [-cor] consonant, is de lengte van de vocaal ongeveer de helft van de lengte die we krijgen bij [r] of [r] + [+cor] consonant. De [+cor] consonanten [s] en [t] gedragen zich dus inderdaad anders dan de [-cor] consonanten [p] en [f].
Vanuit de synchrone morfonologie van het Nederlands kan men zich afvragen of een nadere specificering van de consonant na [r] eigenlijk wel nodig is. De hier onderzochte gevallen met [f] of [p] hebben immers alle betrekking op preteritumvormen van onregelmatige werkwoorden en vormen als zodanig een zeer beperkte klasse. Ook in het Retrograde Woordenboek van Nieuwborg (1969) zijn geen woorden opgenomen die op -ierf -oerf -uurf of -ierf -oerf -uurf eindigen. Met behulp van morfeemstructuurregels zou deze systematische afwezigheid beschreven kunnen worden. Voor de [+cor] consonanten gelden zulke beperkingen niet. Bovendien gaat het hier dikwijls om gelede woorden die in morfologisch produktieve categorieën thuishoren.
Het is ondertussen wel opmerkelijk dat gevallen als zwierf en wierp voldoen aan de voorwaarden voor invoeging van een svarabhaktivocaal. Voor deze invoeging die we als een vorm van [ə]-insertie kunnen beschouwen is namelijk een cluster van een liquide gevolgd door een [-cor] consonant vereist. Geformaliseerd is de regel:
∅ → [ə] / L - |
[+cons] |
|
[-cor] |
Na deze ə-insertie zouden vormen als zwierf ontvankelijk kunnen zijn voor hersyllabificatie. Het is aannemelijk dat zo'n hersyllabificatie verlenging van de vocaal ten gevolge zou hebben. Blijkens de uitkomsten van het hier gepresenteerde onderzoek is dit kennelijk niet het geval.
N.F. Streekstra en T. de Graaf
| |
| |
| spr.I |
spr.II |
1 |
boet |
14 |
|
14 |
15 |
|
17 |
|
|
|
14 |
|
|
16 |
|
|
|
|
[35,5] |
|
|
[51] |
|
2 |
boet |
16 |
|
17 |
15 |
|
13 |
|
|
|
16,5 |
|
|
14 |
|
|
|
|
[42] |
|
|
[44,5] |
|
3 |
boer |
39 |
|
40 |
31 |
|
32 |
|
|
|
39,5 |
|
|
31,5 |
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
4 |
boers |
31 |
|
29 |
27 |
|
30 |
|
|
|
30 |
|
|
28,5 |
|
|
|
|
[76] |
|
|
[90,5] |
|
5 |
boert |
32 |
|
26 |
22 |
|
23 |
|
|
|
29 |
|
|
22,5 |
|
|
|
|
[73,5] |
|
|
[71.5] |
|
6 |
wier |
34 |
|
32 |
32 |
|
33 |
|
|
|
33 |
|
|
32,5 |
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
7 |
wierp |
17 |
|
18 |
17 |
|
15 |
|
|
|
17,5 |
|
|
16 |
|
|
|
|
[53] |
|
|
[49] |
|
8 |
wierf |
19 |
|
19 |
22 |
|
16 |
|
|
|
19 |
|
|
19 |
|
|
|
|
[57,5] |
|
|
[58,5] |
|
9 |
zwier |
34 |
|
38 |
24 |
|
27 |
|
|
|
36 |
|
|
25,5 |
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
| spr.III |
spr.IV |
Gemiddeld |
1 |
boet |
16 |
|
18 |
12 |
|
11 |
|
|
|
|
17 |
|
|
11,5 |
|
|
|
|
|
[46] |
|
|
[44] |
|
44 |
2 |
boef |
18 |
|
17 |
14 |
|
13 |
|
|
|
|
17,5 |
|
|
13,5 |
|
|
|
|
|
[47,5] |
|
|
[52] |
|
46,5 |
3 |
boer |
38 |
|
36 |
26 |
|
26 |
|
|
|
|
37 |
|
|
|
26 |
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
100 |
4 |
boers |
35 |
|
36 |
25 |
|
25 |
|
|
|
|
35,5 |
|
|
25 |
|
|
|
|
|
[96] |
|
|
[96] |
|
89,5 |
5 |
boert |
37 |
|
36 |
25 |
|
24 |
|
|
|
|
36,5 |
|
|
24,5 |
|
|
|
|
|
[98,5] |
|
|
[94] |
|
84,5 |
6 |
wier |
45 |
|
47 |
30 |
|
29 |
|
|
|
|
46 |
|
|
29,5 |
|
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
100 |
7 |
wierp |
19 |
|
16 |
16 |
|
13 |
|
|
|
|
17,5 |
|
|
14,5 |
|
|
|
|
|
[38] |
|
|
[49] |
|
47 |
8 |
wierf |
20 |
|
18 |
13 |
|
13 |
|
|
|
|
19 |
|
|
13 |
|
|
|
|
|
[41,5] |
|
|
[44] |
|
50,5 |
9 |
zwier |
39 |
|
37 |
27 |
|
27 |
|
|
|
|
38 |
|
|
27 |
|
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
100 |
| |
| |
10 |
zwierf |
18 |
|
20 |
12 |
|
13 |
|
|
|
19 |
|
|
12,5 |
|
|
|
|
[53] |
|
|
[49] |
|
11 |
zwiert |
31 |
|
30 |
22 |
|
22 |
|
|
|
30,5 |
|
|
22 |
|
|
|
|
[85] |
|
|
[86,5] |
|
12 |
bestier |
35 |
|
32 |
29 |
|
23 |
|
|
|
33,5 |
|
|
26 |
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
13 |
bestierf |
18 |
|
18 |
18 |
|
18 |
|
|
|
18 |
|
|
18 |
|
|
|
|
[53,5] |
|
|
[69] |
|
14 |
bestiert |
26 |
|
28 |
24 |
|
23 |
|
|
|
27 |
|
|
23,5 |
|
|
|
|
[80,5] |
|
|
[90,5] |
|
15 |
stuur |
35 |
|
33 |
29 |
|
26 |
|
|
|
34 |
|
|
27,5 |
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
16 |
stuurs |
34 |
|
33 |
29 |
|
23 |
|
|
|
33,5 |
|
|
26 |
|
|
|
|
[98,5] |
|
|
[94,5] |
|
17 |
stuurt |
27 |
|
26 |
22 |
|
22 |
|
|
|
26,5 |
|
|
22 |
|
|
|
|
[78] |
|
|
[80] |
|
10 |
zwierf |
20 |
|
20 |
15 |
|
17 |
|
|
|
|
20 |
|
|
16 |
|
|
|
|
|
[52,5] |
|
|
[59,5] |
|
53,5 |
11 |
zwiert |
37 |
|
34 |
21 |
|
21 |
|
|
|
|
35,5 |
|
|
21 |
|
|
|
|
|
[93,5] |
|
|
[78] |
|
86 |
12 |
bestier |
39 |
|
39 |
26 |
|
23 |
|
|
|
|
39 |
|
|
24,5 |
|
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
100 |
13 |
bestierf |
14 |
|
16 |
13 |
|
14 |
|
|
|
|
15 |
|
|
13,5 |
|
|
|
|
|
[38,5] |
|
|
[55] |
|
54 |
14 |
bestiert |
32 |
|
32 |
23 |
|
22 |
|
|
|
|
32 |
|
|
22,5 |
|
|
|
|
|
[82] |
|
|
[92] |
|
86 |
15 |
stuur |
42 |
|
39 |
27 |
|
25 |
|
|
|
|
40,5 |
|
|
26 |
|
|
|
|
|
[100] |
|
|
[100] |
|
100 |
16 |
stuurs |
39 |
|
38 |
29 |
|
28 |
|
|
|
|
38,5 |
|
|
28,5 |
|
|
|
|
|
[95] |
|
|
[109,5] |
|
99,5 |
17 |
stuurt |
|
|
39 |
|
35 |
28 |
|
|
|
|
37 |
|
|
27 |
|
|
|
|
|
[91,5] |
|
|
[104] |
|
88,5 |
| |
| |
| |
bibliografie
Allen, G.D. 1978
‘Vowel duration measurement: A reliability study’, in: J. Acoust. Soc. Am. 63 (4), p. 1176-1185 |
Van Bakel, J. 1976
Fonologie van het Nederlands, Utrecht |
Van den Berg, B. 19726, 19747, 19788
Foniek van het Nederlands, Amsterdam |
Botha, R.P. 1971
Methodological Aspects of Transformational Generative Phonology, den Haag. |
Chomsky, N. & M. Halle 1968 (=SPE)
The Sound Pattern of Englishm New York etc. |
Cohen, A. e.a. 19612 Fonologie van het Nederlands en het Fries, 's-Gravenhage |
De Haan, G.J. e.a. 1974
Basiskursus algemene taalwetenschap. Assen |
Gussenhoven, C.H.M. 1978
‘Het Nederlandse diminutief-suffix: schwa-insertie nader bekeken’, in: NTg 71-3, p. 206-211 |
Nieuwborg, E.R. 1969
Retrograde Woordenboek van de Nederlandse Taal, Antwerpen |
|
|