Tabu. Jaargang 9
(1978-1979)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toekenning van syllabestrukturen.1. InleidingIn dit artikel wil ik mij bezighouden met de vraag hoe Nederlandse woorden in lettergrepen opgedeeld moeten worden, een vraag die de moeite van het stellen waard is, omdat uit de fonologische litteratuur van de laatste jaren steeds meer naar voren komt dat de syllabe een belangrijke rol speelt in fonologische processen. Kooij (1978) is een van de eerste toepassingen van de moderne syllabetheorie op het Nederlands (zie ook Booij 1977, p. 75-82). De regels die hij geeft zullen hier onderwerp van bespreking zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Kooij's syllabifikatieregels.In navolging van Hooper (1972) ziet Kooij syllabifikatie als het toepassen van een klein aantal basisregels die ten dele waarschijnlijk universeel zijn. Die regels zijn:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Problematische gevallen.Kahn (1976: 23) gaat ervan uit dat alleen die (klusters van) konsonanten aan het begin (eind) van een syllabe kunnen optreden die ook aan het begin (eind) van een morfeem kunnen staan. Deze aanname lijkt ook voor het Nederlands op te gaan (met uitzondering van de h die bij mijn weten alleen aan het morfeembegin voorkomt, en de η die alleen dan niet aan het morfeemeind hoeft te staan als er -er of -el op volgt; maar dit lijken mij uitzonderlijke segmenten die de algemene regel niet in de weg mogen staan). Het zou nu een mooie generalisering zijn, als dit ook blijkt op te gaan voor klinkers. De regels van Kooij staan zo'n generalisatie in de weg, omdat ze syllabifikaties produceren als: ko$kin (via iii) en po$stuur (via iv b): We zien hier ongespannen vokalen aan het syllabeeïnd, en dat terwijl het een bekend feit is, dat ongespannen klinkers nooit aan het morfeem eind voor kunnen komen.Ga naar eind1 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een ander probleem is dat alle drie de regels gebruik maken van aksentuaties binnen het woord. Als we echter met Kahn (1976) en vele anderen aannemen dat aksent wordt toegekent aan syllaben ipv aan segmenten, hebben we hier een ordeningsparadox: voor je aksentregels heb je syllabestruktuur nodig en voor je syllabestruktuur aksentregels. Beide problemen kunnen opgelost worden door Kooij's regels te vereenvoudigen. Als we uit (iii), (iv) en (vi) de informatie over het aksent weghalen, worden alle, dus nu ook de onbeklemtoonde, ongespannen vokalen gedekt door een ambisyllabische konsonant (dat is een konsonant waar de $ i zit) en is de ordeningsparadox verdwenen. Ik wil hier in het midden laten of de ambisyllabische konsonant meteen twee syllaben krijgt toegewezen, zoals Kooij ompliceert, of dat dit in twee stappen geschiedt (syllabifikatie en hersyllabifikatie), zoals Kahn voorstelt voor het Engels. Voorlopig maakt het niet uit zolang niet bekend is welke regels werken op de output van syllabifikatie en tegelijk de input vormen van hersyllabifikatie. Bij Kahn zijn dit de woordstressregels, het wachten is dus op een bevredigende woordstressregel voor het Nederlands die werkt op syllabestructuren. Mochten er geen tussenliggende regel gevonden worden, dan is het niet nodig twee stappen aan te nemen.
Jack Hoeksema. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuurverwijzing.
|
|