Tabu. Jaargang 9
(1978-1979)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Uitzondering en regel bij samentrekking0. Inleiding.In een conjunctie is het vaak mogelijk elementen uit te wissen die indentiek zijn aan elementen in een ander lid van de conjunctie.
De beide voorbeelden laten al zien dat deze verschijnselen moeilijk onder één noemer te vangen zijn. In (1) is een element van het eerste lid uitgewist en in (2) een element van het tweede lid. Er zijn meer onderscheidingen te maken. Soms wordt het begin, soms het eind en soms het middenstuk weggelaten. Soms is het hiaat continu, soms niet. In dit artikel wordt geprobeerd een ordening aan te brengen in deze processen. Deze ordening gaat uit een voorspelling, gebaseerd op Zwarts' conditie op variabele factoren (Zwarts (1978)). De term samentrekking, vaak gebruikt om het hele complex van verschijnselen mee aan te duiden, zal ik in dit artikel reserveren voor uitwissingen die voldoen aan het voorspelde patroon. Ga naar eind1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De voorspelde vorm van samentrekking.Een groot deel van het huidige taalkundige onderzoek richt zich op de beperkingen die opgelegd kunnen worden aan transformaties en andere regels. Eén van die beperkingen zou het bestaan van taalkundige eilanden kunnen zijn. Zo'n eiland is een tamelijk zelfstandige constituent in een zin: het is bijvoorbeeld niet mogelijk elementen uit dat eiland te verplaatsen naar posities die buiten het eiland gelegen zijn. Zo is in (3) het vraagwoord wie uit het eiland PP naar voren geplaatst.
De ongrammaticaliteit van (3) kan verklaard worden met de notie eiland. Dergelijke beperkingen nemen de volgende vorm aan:
De vage term relateren houdt hier in dat Y niet naar één van de posities X mag worden verplaatst, of uitgewist mag worden onder gelijkheid aan één van de beide X-en. Het laatste regeltje van de basisvorm geeft al aan dat de notie eiland niet een absolute beperking vormt. Frans Zwarts (1978) betoogt dat in een aantal van de uitzonderingen een bepaalde regelmaat zit en dat niet het begrip eiland, maar de context bepaalt of een regeltoepassing toegestaan is of niet. Ga naar eind2) De regelmatigheid die hij signaleert is de volgende:
Volgens (5) mag het begin van een eiland gerelateerd worden aan een element ter linkerzijde en mag het laatste stuk gerelateerd worden aan een element ter rechterzijde. Het eerste geval heeft zich voorgedaan in (6), door vraagwoordverplaatsing, terwijl in (7) door extrapositie de tweede mogelijkheid zichtbaar wordt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De regelmatigheid verklaart Frans Zwarts met behulp van de theorie van de factorisering en de haakjesontleding. Deze verklaring wordt hieronder geïlustreerd voor vraagwoordverplaatsing en het eiland PP.
Vraagwoordverplaatsing verplaatst een X̿ met het kenmerk [+wh] naar een open plaats (E) in de COMP-positie: Ga naar eind3)
Willen we (8) toepassen op een zin, dan is het noodzakelijk dat die zin opgedeeld wordt in een aantal factoren, zodanig dat de tweede factor een open plaats is en de vierde factor een X̿ met het kenmerk [+wh]. Ga naar eind4) De gegeven opdeling, de factorisering, voldoet aan de gestelde eisen en uit (9) kan (9') correct worden afgeleid:
Maar uit de factorisering zoals hierboven gegeven is voor de transformatie niet op te maken of de 4e factor inderdaad een X̿ [+wh] is. Deze informatie wordt pas zichtbaar als we de transformatie niet laten werken op zinnen, maar op zinnen gecombineerd met de haakjesontleding.
De toevoeging van de haakjesontleding maakt echter meedere factoriseringen denkbaar. Zo kan zin (6) zowel met factorisering (6a) als met factorisering (6b) afgeleid worden.
Aan een factorisering moet een welgevormheidseis gesteld worden: een factor mag niet beginnen met een rechterhaakje (]) en mag niet eindigen met een linkerhaakje ([). De welgevormdheidseis staat (6a) niet toe, omdat factor 3 eindigt met een rechterhaakje. De tweede factorisering is geheel correct. Speciaal de derde factor is van belang, omdat dit de context is tussen de constanten E en X̿. In de niet toegestane factorisering (6a) is voor de context (factor 3) zichtbaar dat het vraagwoord zich in een eiland bevindt, door de aanwezigheid van [X̿. In (6b) is dit niet het geval: [X̿ bevindt zich in factor 4 en voor de context is het eiland onzichtbaar. Stellen we als conditie, dat de context niet mag ‘zien’ dat het vraagwoord ineen eiland staat, dan is daarmee verplaatsing van het eerste stuk van het eiland, als in (6), toegestaan. Iets formeler gedefinieerd:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze iets formelere benadering komt het begrip rest voor. In factor hoeft niet elk haakje (] of [) een tegenhaakje (resp. [of]) te bezitten. Zo zit in (6) [S factor 3 en]S in factor 5. De verzameling alleenstaande haakjes in een faktor noemen we de rest van een faktor. Voor fakfor 5 van (6) geldt: rest5 = ]P̿]S]S̄. Dat deze conditie ongrammaticale resultaten als in (3) vermijdt blijkt uit de factorisering:
De context, factor 3, heeft als rest oa. [P̿ en de transformatie is in deze vorm niet toegestaan. De verschuiving van de aandacht van het eiland naar de context maakt het mogelijk beperkingen als (4) met minder uitzonderingen of uitzonderingloos te formuleren. De lezer mag zelf de redenering die gegeven is voor linksextreme verplaatsing/uitwisseling reconstrueren voor rechts-extreme gevallen. Ga naar eind6)
Het symmetrisch patroon van (5) maakt met betrekking tot samentrekking een voorspelling mogelijk. Een conjunctie van twee eilanden zou volgens de gegeven uiteenzetting twee mogelijke uitwissingen kennen:
De laatste uitwissing van (12) wordt meestal rechts-perifere deletie genoemd. Deze uitwissing is duidelijk waarneembaar, in tegenstelling tot de links-perifere deletie van (12 - i). De laatste vertoont enkele afwijkingen van het voorspelde patroon. In de volgende hoofdstukken wordt geprobeerd een analyse te geven van samentrekking aan de hand van schema (12). Daarbij wordt niet gepreciseerd wat exact onder een eiland moet worden verstaan. In zijn vorig jaar verschenen dissertatie bestempelt Jan Koster elke maximale woordgroep als een eiland. Ga naar eind7) Hierbij hanteert hij een andere indeling van woordgroepen dan de hier gebruikte. Een vertaling van zijn systeem levert als eiland op: S̿ en X̿ met als uitzondering V̿, dat zowel in Kosters benadering als in Zwarts' conditie (10) geen eiland is. Ga naar eind8) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Samentrekking.2.1 Rechts-perifere deletieRechts-perifere deletie (rp-deletie) vertoont een aantal eigenschappen die de indruk geven dat bijna alles is toegestaan. Zo is deze vorm van samentrekking bij conjunctie van alle soorten constituenten mogelijk.
Beperken we onze aandacht tot conjuncties van zinnen, dan kunnen we constateren dat niet noodzakelijk de maximale identieke reeks gedeleerd hoeft te worden.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zowel het deletieobject als het restant is ongrijpbaar. Toch moet de transformatie beperkt worden om resultaten als (15) te voorkomen.
Door de uitwissing in (15) is uit een conjunctie van S̄ een conjunctie van N̿ ontstaan. Dat dit een ongewenst resultaat is, blijkt al uit de verkeerde congruentie. Voor zover mij bekend, regelen alle transformationele modellen de congruentie voordat de deletietransformaties werken. Overigens is de congruentie niet het enige probleem dat ontstaat bij verandering van de aard van de conjunctie. Een overzicht van deze problematiek is te vinden in Blom (1975). We kunnen de problemen voorkomen door naast of in de formalisering van rp-deletie een conditie op het restant te formuleren.
Het feit dat bijna alles is toegestaan, heeft sommige auteurs er toe gebracht de status van rp-deletie in twijfel te trekken. Zo noemt Jan Koster de rp-deletie een ‘vrije deletie’. Ga naar eind10) Wat deze term precies inhoudt is niet duidelijk, wel de consequentie van de etikettering: rp-deletie zou een uitzondering op de regel zijn, niet behorend tot de kerngrammatica. Tot deze kerngrammatica zou wel een andere transformatie behoren, die soms met rp-deletie in verband wordt gebracht: gapping Ga naar eind11) Gapping wist, in een conjunctie, delen van de tweede zin uit:
Op het eerste gezicht lijkt een verschil in status tussen gapping en rp-deletie door de feiten te worden bevestigd. Gapping lijkt beperkt tot zinsconjunctie en rp-deletie niet ((13)). Gapping kan meerdere niet-aaneengesloten hiaten veroorzaken ((17)), rp-deletie niet. Gapping moet de persoonsvorm uitwissen, rp-deletie kan dat ook ((13)), maar het hoeft niet ((l4)). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Links-perifere deletieVoor links-perifere deletie (lp-deletie) kunnen we ons een regel voorstellen die het spiegelbeeld is van rp-deletie en die op dezelfde wijze beperkt wordt. Het blijkt dan dat in de conjuncties van N̿ en P̿ geen sprake kan zijn van lp-deletie, omdat de restanten steeds constituenten vormen en met basisregels te genereren zijn.
Bij conjuncties van V̿ en S̄/S is dit niet altijd het geval
Het restant in (20) vormt geen constituent en de uitwissing is ook niet te realiseren met gapping. Vooruitlopend op de volgende paragraaf | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan al gesteld worden dat gapping steeds twee X̿'s achterlaat. Het restant van (20) bestaat uit N̿-V. Zinsconjunctie lijkt op het eerste gezicht veel mogelijkheden tot lp-deletie op te leveren.
Nadere beschouwing leert echter dat enkele van de voorbeelden als basisconjuncties opgevat moeten worden en dat (16) hier lp-deletie voorkomt. Zo zijn (21a), (21b), (23a) en eventueel (22a) uitgesloten door (16). Voor (21c) en (23b) geldt dat ze ook met lp-deletie op conjunctie van V̿ afgeleid kunnen worden. Bovendien bestaat de mogelijkheid (22b) met gapping af te leiden. Op de overgebleven zinnen, (22a), (22c) is een, door Williams, ontworpen alternatieve afleiding toepasbaar (Williams (1978)). Hij gebruikt hierbij een andere notatie: de delen van de conjunctie worden niet naast, maar onder elkaar geschreven, zodat een factorisering in kolommen mogelijk is.
Met de gegeven factorisering kan op (24) vraagwoordplaatsing worden toegepast. Williams laat factor 4, bestaande uit twee indentieke vraagwoorden, in zijn geheel naar de open plaats verhuizen, waarbij één van de twee vraagwoorden uitgewist wordt. Hierbij ontstaat:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V-plaatsing leidt vervolgens tot (22a). Voor (22b) houdt dit in dat de zin op de bovenstaande wijze af te leiden is uit S-conjunctie, waarop vervolgens lp-deletie van heeft is toegepast. Eventueel kan men V-plaatsing op dezelfde wijze laten verlopen als de vraagwoordverplaatsing (24) - (25). Beide woorden heeft worden naar voren gebracht en één wordt uitgewist. Daarmee is in (22b) in het geheel geen sprake meer van lp-deletie. Een soortgelijke redenering gaat op voor (22c) die ook uit een conjunctie van V̿ af te leiden is:
Samenvattend kunnen we stellen dat lp-deletie niet toegepast kan worden op conjunctie van N̿ en P̿, noodzakelijk aanwezig is voor V̿ - conjunctie en dat voor zinsconjunctie andere afleidingen mogelijk zijn, al leidt lp-deletie niet tot ongrammaticale resultaten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Gapping en links-perifere deletie3.1. GappingGapping wist delen van het tweede lid van een conjunctie uit. Wat uitgewist wordt is moeilijk te omschrijven: in ieder geval moet de persoonsvorm en een eventueel aanwezig ondarschikkend voegwoord verdwijnen. Het restant moet uit twee X̿'s bestaan:
De werking van de transformatie wordt hieronder geïllustreerd:
Dat de persoonsvorm altijd gedeleerd moet worden hoeft niet als aparte conditie vermeld te worden, omdat de persoonsvorm (AUX of V) geen X̿ is en daardoor geen welgevormd restant vormt. De formalisering met twee X̿'s veroorzaakt tevens de uitwisssing van het onderschikkend voegwoord, eveneens niet van de categorie X̿. Het is echter niet zo, dat elk werkwoord altijd verdwijnen moet: V̿ is een aanvaardbaar restant en het werkwoord kan deel uitmaken van dat restant:
De werking van gapping is niet verenigbaar met het in (12) voorspelde patroon: het hiaat hoeft niet links-perifeer te zijn en meerdere hiaten zijn mogelijk. De regel onderscheidt zich bovendien van de gegeven samentrekking-regels, doordat toepassing op sommige constituenten tot ongrammaticaliteit leidt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geen problemen ontstaan bij conjuncties van V̿ en S̄/S:
Het onderscheid S̄-S is tot nu toe vrij losjes gehanteerd. In (33) moeten we echter een S̄ aannemen, omdat de COMP-positie bezet is door wie. Eventueel kunnen we gapping beperken tot S̄; (31) en (32) zijn dan als volgt af te leiden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Het domein van gapping en lp-deletieZowel lp-deletie als gapping hebben het tweede lid van de conjunctie als werkterrein. Lp-deletie moest in ieder geval aanwezig zijn voor conjuncties van V̿; we kunnen deze transformatie beperken tot het gebied van de V̿-conjuncties. Daarmee is echter de voorspelde normale samentrekkingsvorm beperkt tot één gebied: de ongemarkeerde vorm wordt gemarkeerd. Het is dan niet meer mogelijk rp-deletie voor te stellen als twee regels die elkaars spiegelbeeld zijn. Nemen we aan dat voorspelling (12) de juiste voorspelling is, dan moeten we lp-deletie laten werken op alle soorten conjunties. In vele gevallen zal de werking dan sterk beperkt worden, of zal er een verdubbeling optreden met andere mogelijkheden. In geen geval echter leidt lp-deletie tot ongrammaticale resultaten.
Het probleem dat gapping bij sommige soorten conjuncties ongrammaticale resultaten oplevert kan op verschillende manieren benaderd worden. De transformatie kan beperkt worden tot enkele soorten conjuncties, maar het is ook denkbaar dat de toepassing van gapping soms tot ongrammaticale resultaten leidt, doordat de regel condities geschonden heeft. Dit laatste zou kunnen inhouden dat de in paragraaf 1 behandelde beperkingen nog niet toereikend zijn, of dat de structuur van een voorbeeld als (30) niet juist weergegeven is. De vraag of de condities aangepast moeten worden valt buiten het bestek van dit artikel. Het onderzoek zou te veelomvattend worden, omdat de condities ook op terreinen die niet met samentrekking te maken hebben hun waarde moeten bewijzen. Beperken we het toepassingsgebied van gapping tot enkele soorten conjuncties, dan doen zich twee mogelijkheden voor: beperking tot één constituent, of beperking tot een klasse van constituenten. In ieder geval zullen conjuncties van S̄ tot het domein moeten behoren (vgl. (33)). Als we gapping beperken tot S̄-conjuncties, dan zijn alle gegeven grammaticale resultaten afleidbaar. In hoeverre kan deze beperking echter een verklaring voor het afwijkende gedrag opleveren? Er is geen reden om aan te nemen dat S̄ een soort supercatagorie vormt: S̄ kan als een X̿ een gapping-restant vormen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wellicht onderscheidt S̄ zich van andere constituenten door de aanwezigheid van het element ‘tense’ in de persoonsvorm. De relatie S̄-tense kan dan verbonden worden met het feit dat bij gapping steeds de persoonsvorm moet verdwijnen. Deze stellingname heeft als consequentie dat zinnen zonder persoonsvorm niet als S̄ weergegeven kunnen worde. Bovendien rijst de vraag waarom hij lp-deletie op S̄ de persoonsvorm soms kan blijven staan (vgl. (21)-(23)). De mogelijkheid S̄ uit te sluiten van het domein van lp-deletie is hierboven reeds verworpen. Ga naar eind13) De beperking tot een klasse van constituenten levert meer perspectief. Binnen het hier gebruikte systeem kan alleen de categorie Sn (= S̄ en S) gekozen worden. Verklaringen voor het afwijkende gedrag van gapping kunnen dan gezocht worden in de losse structuur van deze constituenten. De volgorde van constituenten is binnen S̄/S minder gebonden dan binnen starre woordgroepen als P̿ en N̿. Maar als ergens de woordvolgorde vrij is, dan is het wel binnen de V̿ en die behoort weer niet tot de categorie Sn. Het in Koster (1978) gehanteerde X̄-systeem is in paragraaf 1 al even ter sprake gekomen. In dit systeem vormen V, V̿, S en S̄ een natuurlijke klasse. Een dergelijke indeling sluit aan bij de gegeven verklaring, maar levert problemen op bij de formalisering van gapping. Het restant moest immers uit twee X̿'s, twee maximale woordgroepen bestaan. V̄ bleek een goed gapping-restant ((28) en 29)), maar is als deel van een categorie die S̄, S en V̿ omvat geen maximale woordgroep. Op grond van de hier besproken verschijnselen kan moeilijk een keuze voor een bepaalde vorm van het X̄-systeem gemaakt worden: niet alleen op het gebied van samentrekking, maar ook op andere terreinen zal zo'n systeem zich moeten waarmaken. Al met al heeft deze paragraaf meer vragen opgeroepen dan er beantwoord zijn en blijft gapping een enigzins mysterieus verschijnsel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Enkele andere verschijnselenMet de gegeven redenering leveren de volgende zinnen nog problemen op:
voor (36), een geval van VP-deletie, bestaat geen Nederlands equivalent. Of hier sprake is van een deletie of een basisvorm is een discussiepunt. Ga naar eind14) Men kan zich daarbij op het standpunt stellen, dat de hele V̿ gedeleerd is en dat een overblijvend tense-element daarna gelexicaliseerd is als een vorm van do. Een ander standpunt is, dat er niets is uitgewist, maar dat de structuur een basisvorm is, waarin de V̿ gelexicaliseerd is met do. Dezelfde standpunten zijn mogelijk bij (35). Is hier sprake van deletie van het nomen, of mag een adjectief in het Nederlands de plaats van een combinatie adjectief+nomen innemen? Meestal worden deze verschijnselen aangeduid met N-anafora. Het aannemen van schema (12) dwingt tot een opstelling die de deletie ontkent. Voor deze stellingname pleiten nog enkele andere argumenten. VP-deletie en N-anafora zijn mogelijk binnen dialogen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alleen al de volgorde verhindert dat rp-deletie functioneert binnen dialogen. Gapping lijkt wel mogelijk:
Hoewel (39) is toegestaan, geeft het geheel een Kwik-Kwek-en-Kwak-effect: in de dialoog wordt één zin uitgesproken. VP-deletie en N-anafora mogen de complexe-NP-conditie schenden
Dit lijkt ook op te gaan voor rp-deletie, terwijl het bij gapping onmogelijk is:
De complexe-NP-conditie is echter een conditie die geformuleerd is op basis van een eiland-theorie. Voor dit eiland gaat ook schema (5) op, zodat het laatste deel bereikbaar is voor rp-deletie. In (42) wordt dan geen conditie geschonden, maar als we voor (41) een transformele uitwissing aannemen, dan zou de complexe-NP-conditie daar wel geschonden zijn. Immers het deletieobject in (41) is niet links- of rechts-perifeer. Een laatste argument voor een onderscheid tussen N-anafora en samentrekking kan afgeleid worden uit de ongrammaticaliteit van zinnen als de volgende:
Een deletie leidt hier tot een ongrammaticaal resultaat. De transformatie zal tegelijkertijd de vorm van de NP moeten veranderen in de jouwe. De combinatie uitwissing+lexicale verandering is geen ideale en wordt binnen sommige theoriën niet toegestaan in de transformationele component (vgl. Wasow (1978)) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. ConclusieOp basis van voorspelling (12) zijn we hiermee tot de volgende ordening gekomen:
Deze indeling berust in feite op een speculatie. Of deze speculatie enige waarde heeft zal moeten blijken uit verder onderzoek. Vooral bij de werking van de gapping-regel en de plaats van die regel binnen ons taalsysteem zijn nog veel vraagtekens te plaatsen en is nog veel onderzoek noodzakelijk.
Nico van der Zee | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|