Tabu. Jaargang 8
(1977-1978)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]Een Beperking op Nominale Afleidingen0. Vooraf0.0. KaderDe bestaande beschrijvingen van meervoudsvorming (Van Haeringen 1947, Hoppenbrouwers 1977 en 1978 -te verschijnen-), verkleinwoordvorming (Van Zonneveld 1978 -te verschijnen-) en agentiefvorming (Van Haeringen 1951, Zwarts 1975, Smith 1976) zijn met elkaar in verband te brengen via een algemene beperking op nominale afleidingen, hierna NA-beperking genoemd. Met dit voorstel wil ik een lans breken voor een meer oppervlakkige analyse van morfo(no)logische verschijnselen in het Nederlands, ten koste van een generatieve beschrijving, die naar mijn overtuiging te gemakkelijk ‘onderliggende vormen’ introduceert. Overigens heb ik niets tegen generatieve regels als louter deskriptieve techniek, dus beoordeeld op grond van handigheid of ordelijkheid, en zonder de implikatie dat deze morfologische regels reële processen in de taal of in het hoofd van de taalgebruiker tot uitdrukking zouden brengen. Ik zie de morfologie, in kontrast met de syntaxis en semantiek, als een statisch bedrijf, dat niet passend beschreven kan worden met generatieve regels, die de suggestie wekken van een dynamisch proces.Ga naar eind1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0.1. Generatieve en niet-generatieve morfologieEen citaat uit Booij 1977 (120) mag dienen als karakteristiek voor de generatieve morfologie: ‘The Word Formation Component of a generative grammar should specify the notion ‘possible complex word of language L’, and therefore has to exclude the impossible complex words of a language only. The non-existent but possible complex words, the accidental gaps in the lexicon, should not be excluded.’ Hoewel de eerste zin van Booij een tautologie moet zijn -de specifikatie van de mogelijke komplexe woorden is immers tegelijk de uitsluiting van de onmogelijke komplexe woorden- is het wel duidelijk dat de generatieve morfologie geïnteresseerd is in de proces-kant van de woordvorming, eerder dan in de oppervlaktevorm van de toevallig aanwezige verzameling gelede woorden van taal N, het Nederlands. Woordvormingsregels worden dan ook gezien als struktuur-bouwende regels, regels die het derivatieproces van een afgeleid woord specificeren ofwel simuleren, vergelijkbaar met de regels die syntaktische strukturen genereren. Maar morfologie is natuurlijk niet noodzakelijk generatief. Het is immers ook mogelijk om de bestaande gelede woorden als deskriptief uitgangspunt te nemen en de daarin waarneembare systematiek in regels uit te drukken, zonder daarmee tegelijkertijd afbreuk te doen aan de eis tot wetenschappelijke generalisatie. Voor dat alternatief, de enig mogelijke wijze om synchrone morfologie te bedrijven vóór het transformationele tijdperk, heb ik gekozen bij een onderzoek naar de verkleinwoordvorming in het Nederlands. In de volgende paragraaf kom ik terug op die ‘oppervlakte-analyse’ van het verkleinwoord, om de daarop volgende paragrafen te besteden aan een soortgelijke analyse van nominale afleidingen in het algemeen. De teneur is, dat de oppervlaktevorm -ofwel simpelweg de vorm- van een morfologische kategorie, in casu het afgeleide substantief, in redelijke mate voorspelbaar is, niet door struktuur-bouwende regels, maar door formele beperkingen op de mogelijke vormen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. VerkleinwoordvormingGa naar eind2)De generatieve morfologie neemt bij de verkleinwoordvorming een abstrakt affix tjè - ( è = schwa ) - als basis voor de alternanten jè ( t-deletie), ètjè (schwa-insertie), kjè en pjè (assimilatie). Voor de benodigde regels bestaat evenwel geen onafhankelijke evidentie (Schultink 1974) maar zonder op deze kwestie in te gaan komt de beregeling hierop neer dat rijtje 1(a) de onderliggende vormen levert voor de oppervlaktevormen 1(b).
In plaats van generatieve regels stel ik een oppervlakte-beperking voor: Aan het affix jè dient altijd direkt een obstruent vooraf te gaan. Dus: een stam uitgaand op een sonorant, gevolgd door jè is geen diminutief.
Deze beperking op de vorm van het verkleinwoord verklaart dat stamwoorden op een obstruent het affix jè krijgen:
Is het laatste segment van de stam een sonorant, dan is het affix ètjè wanneer de voorafgaande vokaal ongespannen is, (4), en wanneer de voorafgaande vokaal gespannen is wordt de slotsonorant direkt gevolgd door een homorgane obstruent: pjè bij m, tjè bij n, l en r, kjè bij een speciale klasse afleidingen op ing. (5)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het affix kjè is voorbehouden aan formaties op ing, als paling, koning, ketting, voering, terwijl (è)ling-afleidingen met ètjè worden gevormd: leerling, tweeling, inboorling, nakomeling. Zie voor een uitgebreid corpus Van Zonneveld 1978. Het affix tjè volgt ook op stammen met een vokaal als laatste segment, mogelijk omdat t de minst gemarkeerde obstruent is:
Alle verkleinwoorden hebben een negatieve eigenschap gemeen, namelijk beperking (2), de afwezigheid van een sonorant direkt vóór jè. Deze beperking geldt uitsluitend voor diminutiva, getuige de kolommen (7) en (8), verzameld uit het Retrograde Woordenboek. (Woorden op mjè, ngjè en rjè komen niet voor)
Spektakulair is dit materiaal niet, uit het oogpunt van alledaagsheid, maar niettemin wordt de oppervlakte-beperking (2) voor diminutiva er voldoende mee geïllustreerd. Er blijkt immers uit dat bùiten de verkleinwoorden niet noodzakelijk een obstruent aan jè vooraf gaat, of misschien wel noodzakelijk niét, en dat om die reden de gegeven rijtjes woorden, wat ook hun betekenis moge zijn, in elk geval geen verkleinwoorden kunnen zijn, eenvoudig omdat ze niet aan de formele eisen voldoen.
Apart van een reeks bijzondere gevallen (vlagje naast vlaggetje, scheepje bij schip) kunnen de verkleinwoorden rechtstreeks en mechanisch worden voorspeld, zònder de hulp van onderliggende vormen en daarop opererende zogenaamde assimilatieregels. Het is vervolgens nog maar een kleine stap om met de beperking op de vorm van het verkleinwoord de notie ‘mogelijk verkleinwoord van het Nederlands' te definiëren. Gegeven morfeemstruktuurregels, dan kan elk mogelijk morfeem dat niet de schwa als kern heeft automatisch gediminueerd worden. Onbestaanbaar zijn dus vormen als dè-tje, wè-tje zè-tje, maar welgevormd doch afwezig in het woordenboek zijn de vormen in (9), analoog aan de bestaande woorden in (10). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Meervoudsvormen en andere nominale afleidingenDe variabele affixen van verkleinwoorden kunnen worden beschouwd als alternanten ofwel allomorfen die niet ‘afgeleid’ zijn in generatieve zin, waarin bijvoorbeeld kjè een oppervlaktevorm is van een onderliggende vorm tjè. Deze alternanten vertonen een strikt komplementaire distributie, en gegeven de regel dat er steeds een obstruent aan jè voorafgaat, is het enige wat er af te leiden valt de artikulatorische kwaliteit van die obstruent. Welnu, die obstruent heeft altijd dezelfde artikulatorische eigenschappen als de direkt voorafgaande sonorant. Dat is dus een statisch gegeven, eventueel uit artikulatorische c.q. performantische eenvoud te verklaren, terwijl de assimilatieprocessen die hier wel ter verklaring worden opgevoerd een talige dynamiek suggereren die hier ontbreekt. Assimilatieregels die bijvoorbeeld aanbod omvormen tot aambod zijn optioneel, werken op oppervlakte-niveau en behoren dus niet tot de systematiek van de taal. Het zijn verschijnselen van de ‘parole’, om met De Saussure te spreken.
In hoge mate vergelijkbaar met de verkleinwoorden zijn de agentiefafleidingen met de allomorfen aar en èr waarbij eveneens sprake is van komplementaire distributie. (Zie Van Haeringen 1951, Zwarts 1975, Smith 1976). De meervoudsvorming beschikt niet over allomorfen ofwel alternanten, d.w.z. fonologisch variabele vormen, maar over de formeel totaal verschillende affixen èn en s, de niet produktieve klasse op eren buiten beschouwing latend. Maar de alternanten aar en èr dienen, naar ik hoop aan te tonen, hetzelfde doel, namelijk de blokkade van nominale afleidingen waarvan de laatste en voorlaatste syllabe de schwa als kern hebben, met een sonorant als verbindende konsonant. Dus zoals diminutiva zich houden aan beperking (2):
zo weren andere nominale afleidingen de vorm, uitgedrukt in (11):
Andere woordklassen kennen deze beperking niet, zoals mag blijken uit de naar believen uit te breiden reeks: regenen, zegenen, rekenen, ademen, bezemen, balsemen, scharrelen, kwakkelen, borstelen; edelen, nobele, lekkere, wakkere, bittere, betere, blauwere, zweterig, bedlegerig, katterig, adellijk, mogelijk. Maar terwijl de ‘constraint’ op diminutiva feilloos werkt, is de NA-beperking minder streng. Hij heeft bijvoorbeeld al geen greep | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de substantivering van adjektieven en deelwoorden op een schwa plus sonorant eindigen: jonggeborene, bezetene, verwatene, gebetene, geslagene, etc. Ook bij de meervoudsvormen worden schendingen getolereerd, waarover de volgende paragraaf, maar de beperking is toch wel zo krachtig, dat hij in elk geval de statistiek achter zich heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. MeervoudsvormingAfgezien van de niet voorspelbare, maar evenmin produktieve lijst meervoudsvormen op èrèn, die duidelijke schendingen zijn van de NA-beperking (eieren, kinderen, etc.), wordt in enige studies over het meervoud (Van Haeringen 1947, Hoppenbrouwers 1977, 1978) vastgesteld dat nomina die eindigen op een schwa plus een sonorantische konsonant in de regel een s-meervoud hebben:Ga naar eind3)
Ter verklaring van deze distributie voert Van Haeringen ritmische faktoren aan.Ga naar eind4) De vraag waarom deze faktoren nu juist een rol zouden spelen bij afgeleide nomina en niet bij andere kategorieën wordt vervolgens niet gesteld. Hoppenbrouwers zoekt het in het grotere scheidend vermogen tussen enkelvoud en meervoud: In een sonorantische kontekst zorgt de niet-sonorantische uitgang s voor een duidelijk kontrast, terwijl voor het suffix èn, dat zelf ook sonorantisch is, het tegenovergestelde geldt. (Hoppenbrouwers, 1977, 27). Ik geloof niet dat deze visie juist is, omdat nomina die op een sonorantische konsonant eindigen, voorafgegaan door een vokaal die niet schwa is, in het algemeen de sonorantische meervoudsuitgang èn kiezen, terwijl ook dààr de s voor een scherper kontrast zou kunnen zorgen: scheur-scheuren, boor-boren, haar-haren, krul-krullen, prul-prullen, knal-knallen, haan-hanen, kroon-kronen, schoen-schoenen-kom-konmen, dam-dammen, droom-dromen, ding-dingen, wang-wangen, woning-woningen. Ik wil de keuze voor s in verband brengen met de NA-beperkingen (11): Zo immers wordt de opeenvolging van twee door een sonorant verbonden schwa's op het woordeind vermeden, al gaat die beperking, zoals gezegd, niet altijd op. Het is bekend dat een niet gering aantal nomina beide mogelijkheden tot pluralisering benutten. Dat gebeurt echter niet willekeurig. Met die twee meervoudsvormen wordt vaak een verschil in woordbetekenis of in affektieve waarde tot uitdrukking gebracht, een ‘inhoudelijke’ behoefte die klaarblijkelijk sterker is dan de formele eis van de NA-beperking. Vergelijk:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij dergelijke dubbelvormen lijkt de s gereserveerd te worden voor de meer ‘konkretistische’ woordbetekenis: tekens zijn bijvoorbeeld dingen op papier, meestal van inkt, terwijl tekenen weinig met gewone inkt van doen hebben; Bestuurders zitten achter het stuur van een auto of tram, bestuurderen achter vergadertafels of bureaus. Zo'n onderscheid is er evenwel niet altijd: vergelijk bijvoorbeeld aardappels met het even gebruikelijke aardappelen, of amandelen met amandels. In het eerste geval is er geen verschil in betekenis, en zowel amandels als amandelen verwijst naar bepaalde vruchten, alleen amandelen zijn dingen die kunnen ontsteken. Dubbelvormen waarbij het stamwoord op een obstruent uitgaat komen bij mijn weten in het standaard-Nederlands niet voor: woorden als straat, poort, zaak, zak, paap, klap, hond, laten zich alleen met èn pluraliseren. Het enige ‘tegenvoorbeeld’ dat ik heb kunnen vinden is stuk, dat naast stukken ook stuks heeft, met het nodige verschil in betekenis. De NA-beperking zorgt ervoor dat formele samenval met werkwoorden kan worden vermeden.Ga naar eind5. Spekulerend kan dit effekt aangemerkt worden als de drijvende kracht achter deze beperking:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Aar en èrDe distributie van de allomorfen aar en èr is zo, dat aar steeds volgt op een koronale sonorant, vrijwel altijd voorafgegaan door een schwa. (Zie Van Haeringen 1951, De Vooys 1957, Zwarts 1975 en Smith 1976). Uitzonderingen zijn jodeler en opener, die volgens de regel jodelaar en openaar hadden moeten luiden, en een groepje woorden op aar in plaats van èr: winnaar (maar kostwinner), minnaar, zondaar, leraar. Ter illustratie:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De èr formaties van 17(b) wijzen erop, dat er geen svarabaktivokaal aanwezig is tussen de r en de m, mogelijk omdat die tot verschillende syllaben behoren bij dit soort affigering, al heeft de m de neiging voor èr te kiezen, zoals valt op te maken uit (18): (vormen op èmaar komen niet voor)
Overigens voldoen de niet-verbale stammen aan dezelfde regel:
naast
Het is in dit verband geen loze vaststelling dat naast èr en aar zich de dubbele affigering op ènaar heeft ontwikkeld, en niet het mogelijke alternatief ènèr:
Eveneens opmerkelijk is de meervoudsvorming: Alleen bij formaties op aar voorafgegaan door een schwa plus een sonorantische konsonant, komen dubbelvormen voor: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Afleidingen op èr kiezen vrijwel steeds een s-meervoud, terwijl ongelede woorden eindigend op aar, dat dan meestal het woordaksent draagt, met altaar als uitzondering, met èn worden gepluraliseerd:
Op basis van deze gegevens mag worden gekonkludeerd dat de distributie van de allomorfen aar en èr een bevestiging is van de NA-beperking. Verdere steun kan worden ontleend aan de mogelijkheden tot vokaalreduktie aan het woordeinde van nominale afleidingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Vokaalreduktie en de NA-beperkingEvenals assimilatie (van plaats) is vokaalreduktie een performantische kwestie. Er kunnen weliswaar voorspellingen worden gedaan over te verwachten redukties, maar vokaalreduktie is, beschouwd vanuit de taalsystematiek, nooit verplicht. Daarom ook vind ik het principieel onjuist om, zoals dat gebeurt in Booij 1977, vokaalreduktie in afgeleide woorden cyclisch te beregelen: De cyclus is een abstraktie voor al even abstrakte domeinen waarop de regels van een taal zouden opereren. Dus zomin als een taalgebruiker cyclisch klanken assimileert, zomin reduceert hij cyclisch vokalen. Bovendien leidt zo'n cyclische beschrijving, een wezenlijk onderdeel van de generatieve morfonologie, tot verkeerde voorspellingen. Maar weinig van Booij's voorbeelden kloppen met de feiten, al is hij er zelf zeer tevreden mee:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘The reduction possibilities for the vowels in italics prove the correctness of the stress patterns derived by cyclic application of the MSR (=Main Stress Ruler, VZ), and so indirectly support the hypothesis that these complex words contain internal brackets.’ (Booij, 1977, 114) Die interne haken zijn in dat kader natuurlijk het werk van woordvormingsregels.
Nogmaals, omdat vokaalreduktie niets te maken heeft met het taalvermogen, maar van alles met het spraakapparaat en nog wat van dergelijke performantische dingen, behoort de beschrijving van vokaalreduktie niet te geschieden met het begrippenapparaat dat voor de systematiek van de taal is ontwikkeld. Niettemin hebben vokaalreduktie en taalsystematiek hun raakpunten. Gegeven de NA-beperking, dan ligt het in de lijn der verwachtingen dat vokaalreduktie wordt geblokkeerd wanneer daardoor de ongewenste vorm [X è Sonorant è (C]N zou ontstaan. Veel vormen met deze mogelijkheden zijn er niet, maar die op -Sonorant-is en Sonorant-ik leveren het benodigde materiaal:
Zoals verwacht laat de slotvokaal zich in (25) en (26) niet reduceren, terwijl dat is toegestaan bij woordvormen die buiten het bereik van de NA-beperking vallen:
(Zie Sassen 1977 voor kwesties rond klank en letter in deze gevallen)
Vermeldenswaard zijn enkele vormen die buiten de NA-beperking vallen en toch geen vokaalreduktie toestaan, mogelijk omdat ze de syllabestruktuur van een kompositum bezitten, en niet die van een afleiding:
Om de argumentatie af te ronden geef ik nog wat nominale afleidingen waarvan de laatste twee syllaben de schwa als kern hebben, met minstens een niet sonorantische konsonant daartussenin. Afleidingen die formeel dus ongemoeid worden gelaten door de NA-beperking: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. BesluitHet effekt van de NA-beperking is dat afgeleide woorden zoveel mogelijk kategoriaal herkenbaar blijven, zonder dat daarbij de vorm of betekenis van het stamwoord een rol spelen. De waarde ofwel het nut van zo'n beperking moet dan ook gezocht worden op het terrein van de performance. Mijn fantasie raadplegend stel ik me voor dat een samenspel van dergelijke kategoriale beperkingen funktioneert als een organisatie-principe, dat nodig is bij het koderen en dekoderen van taaluitingen. Zij spelen dan een rol bij de ‘mentale’ organisatie van het lexikon (kodering) en bij de perceptie (dekodering) van taaluitingen. Voor wat de taaltheorie betreft kan daarnaast het onderzoek naar dit soort beperkingen als aangenaam bijeffekt een aanslag betekenen op onderliggende vormen, waardoor de deskriptie een beetje meer steun krijgt van de waarneembare feiten dan tot dusver het geval is.
R. van Zonneveld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|