Tabu. Jaargang 8
(1977-1978)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een opvallend gebruik van het werkwoord noemenOp grond van de gegevens (sub voce) van het WNT (IX, 1913) en Van Dale (197610) laten de diverse niet-idiomatische gebruikswijzen van het werkwoord noemen zich aan de hand van de volgende zinnen syntactisch specificeren:
In de zinnen van (4) is noemen verbonden met een bepaling van gesteldheid (bij het object), die gevormd wordt door een nominale (4a) of een adjectivische constituent (4b). Het vertoont wat dat betreft overeenkomst met vinden. Ook de volgende zin, afkomstig uit een geschiedkundige recensie van een bekende Groningse historicus, bevat noemen in verbinding met een (substantivische) bepaling van gesteldheid:
Maar er is wel iets opvallends aan de hand met zin (5). Hij moet blijkens de context als volgt begrepen en geparafrazeerd worden:
met andere woorden: in tegenstelling tot eerst en vervolgens zijn vroeg en pas laat géén temporele bepalingen bij
maar bij het daarin als het ware vervatte predikaat
Is dit een reden om noemen lexicaal te decomponeren tot zoiets als beweren dat... is?Ga naar eind2) Ik ga op die mogelijke lexicale decompositie (vgl. kill = of cause become not alive en zo) in dit spierinkje (uiteraard) niet in, ook niet op mogelijke implicaties van het feit dat de bepaling van gesteldheid bij noemen niet dat maar zo luidt (vgl. vragend hoe, niet wat) en al of niet in samenhang | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
daarmee de overeenkomst (syntactisch en semantisch) met heten, passiefvorming van zinnen met noemen, e.d. (om van de wijsgerige betrekkingen tussen noemen en zijn maar niet te spreken: zijn de menselijke wezens die kinderen krijgen vrouwen of worden ze om die reden zo genóemd?)Ga naar eind3) |