Tabu. Jaargang 8
(1977-1978)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Willen we even luisteren....’Inderdaad wordt wij (TABU 7, nr. 1-2, p. 22 en idem nr. 3, p. 30) gebruikt in gevallen waarin de aktuele spreker geacht moet worden niet feitelijk deel uit te maken van de personen in kwestie, maar van de ‘soort’:
Maar hoe moeten we die gevallen beschrijven? Is er sprake van een homoniem (dus twéé woorden) we?
Of is er nog een derde woord we, nl:
Welke taalkundige konsekwentie heeft het dat we weten dat ‘eigenlijk je of jullie bedoeld is’?
Als er geen sprake is van homonymie is er dan sprake van polysemie? of van ‘disjuncte betekenistoepassing’Ga naar eind1)? Dwz: Doet de ‘ik’ die zegt ‘Gaan we dan nu lekker slapen?’ of: ‘Willen we even luisteren!?’ alsof hij/zij tot de groep behoort, ahw in het komplot zit, en dus met kindje mee-gaat-slapen resp. met de kindjes mee-moet-willen-luiste-ren? Vgl. iemand die tot zichzelf zegt:
Doet hij alsof hij twee personen is? Mij dunkt van wel. Of moeten we aannemen dat er een homoniem je is:
Nee toch?
F. Balk. |
|