Een chroningisme: wachten
Een van de eigenaardigheden in het Nederlands van Groningers die al gauw opvallen is een werkwoordelijke uitdrukking in de volgende dialoog:
- | (vader) Jan, maak jij de auto vanmiddag schoon? |
- | (zoon) Dat kan ik vandaag niet wachten, ik heb veel huiswerk. |
IETS niet kunnen wachten wil zeggen: ergens geen tijd voor hebben, door tijdgebrek niet in de gelegenheid zijn iets te doen.
Het predikaat is transitief. Het lijdend voorwerp is haast altijd een van de voornaamwoorden het, dit, dat en is dan een gepronominaliseerde zin. Het werkwoord kunnen is een vast bestanddeel van het syntagma maar heeft wel dezelfde betekenis ‘in de gelegenheid zijn’ als in een niet-idiomatische verbinding, bv.
Dat kan ik niet beloven.
Een transitief werkwoord wachten komt buiten de uitdrukking, anders dus dan in combinatie met kunnen, niet voor. Daardoor bestaat het uitsluitend als infinitief. Het heeft dus in het geheel geen vervoeging.
Het is niet mogelijk te zeggen wat dit woord wachten betekent, anders geformuleerd: welk ‘deel’ van de betekenis van de uitdrukking ‘geen tijd hebben voor...’ de lexicale betekenis van wachten uitmaakt. Niettemin en ondanks die morfologische deficiënte is ons wachten ongetwijfeld een taalelement dat op woordniveau functioneert, en wel als werkwoord.
Meestal bevat de zin waarin onze uitdrukking optreedt de ontkenning niet. Het ligt zelfs voor de hand het negatie-element als een vast bestanddeel aan te merken, net als bv. van uitdrukkingen als niet op z'n mondje gevallen zijn, geen blad voor de mond nemen, etc.
Toch komen er zinnen voor waarin niet ontbreekt:
- | Praat me niet van tijdgebrek, dat kun jij heel goed/best wachten |
- | Jan kan (het) toch zeker wel wachten dat hij de auto wast?! |
- | Als je het wachten kunt, doe het dan vandaag nog. |
- | Piet, kun jij het wachten? |
De vraag is of zulke zinnen ф een of andere manier toch niet negatief zijn of althans met negatie in verband moeten worden gebracht.
Een uitdrukking die in zijn soort veel op de onze lijkt is
IETS niet kunnen velen.
Ook het werkwoord velen wordt (vrijwel?) uitsluitend in combinatie met kunnen en een negatie-element gebruikt, alleen is het object niet perse sententieel (zie Van Dale s.v.). Maar ook hier, net als bij wachten, zijn zinnen mogelijk zónder negatie:
- | Je hebt het helemaal mis: dat kan ik heel bést velen! Maar... |
- | Wat zou dat mens..., als ze velen kon dat.... |
Volgens de woordenboeken betekent velen: ‘verdragen, verduren, uitstaan’. In tegenstelling tot wachten zou velen dus wèl een isoleerbare, ‘eigen’ betekenis hebben. Het komt me voor dat dit geen essentieel verschil is tussen wachten en velen, nl. dat er voor velen wèl lexicale synoniemen te noemen zijn en voor wachten niet.
IETS niet kunnen velen staat niet als uitdrukking te boek. Het komt in ‘Stoett’ niet voor en de woordenboeken (WNT, Van Dale) spreken ondanks de zeer beperkte syntactische valentie van velen in het desbetreffende artikel toch niet van uitdrukking of iets dergelijks. Merkwaardig is dat ze dat wel doen met betrekking tot het woord luchten zoals gebruikt bv. in:
Ze kan die vent niet luchten.
IEMAND niet kunnen luchten staat wél in ‘Stoett’ en Van Dale vermeldt als 5e betekenis van luchten: ruiken, met de toevoeging: alleen in de zegswijze iemand of iets niet kunnen luchten (...) niet kunnen dulden, uitstaan.
Dit is om verschillende redenen een zeer opmerkelijke vermelding. In de eerste plaats vanwege de betekenistoekenning: ‘ruiken’. Immers als je iemand niet kunt luchten betekent dat helemaal niet dat je hem niet kunt ruiken. Het is volstrekt ondenkbaar dat een Nederlander op de vraag: hoe vind je m'n nieuwe lotion, adekwaat zou kunnen antwoorden met: spijt me, ik ben ontzettend verkouden: