en actie met als stam resp. inspekt-, epilept- en akt- en als suffix -ie. Als (3) een fonologische regel zou zijn, zou hij ook toepasbaar moeten zijn in andere woorden met de context [i]. Maar in epilepticus en aktief, waar de juiste context aanwezig is, mag (3) niet werken. De regel is dus beperkt tot onder meer de klasse van woorden met het suffix ie.
Hetzelfde geldt voor regel (4) t.a.v. de woorden democratie en relatie versus democratisch en relatief.
Tenslotte nog een opmerking over het interne grenssymbool bij verkleinwoorden. Het is niet zonder meer vanzelfsprekend dat dit + moet zijn, zoals Streekstra aanneemt. Ook# kan woordintern optreden. Affixen met + kunnen het accentpatroon van een woord veranderen, affixen met # niet (Chomsky en Halle 1968:85vv).Een goed voorbeeld hiervan vormt het woordpaar réusachtig: reuzáchtig. Als we réusachtig de onderliggende vorm [[reuz]N # achtig ] A toekennen en reuzáchtig de onderliggende vorm [[reuz]N + achtig]A, voorspellen we zowel het verschil in accentpatroon als het verschil in uitspraak ([s] versus [z] aan het eind van het eerste morfeem.). De regel voor woordaccent, die cyclisch werkt, blokkeert nl. als er in de representatie die ‘onder behandeling’ is, een interne # optreedt, overeenkomstig het in de tweede alinea genoemde principe (de regel voor woordaccent noemt geen internet #):
|
[[reuz]N# achtig]A |
|
[[reuz]N + achtig]A |
(5) |
1e cyclus Woordacc. |
1 |
|
1 |
|
|
_____ |
|
_____ |
|
|
2e cyclus Woordacc. |
(blokkeert) |
|
2 |
1 |
|
{ Stress |
|
|
{ Adjustment |
|
3 |
1 |
|
_____ |
|
_____ |
_____ |
De Stress Adjustment Rule houdt in dat binnen ieder woord alle accentgraden lager dan 1 met 1 verlaagd worden. Op de eerste vorm is vervolgens ‘verlies van stem’ van toepassing:
(6) |
[- son] → [- stem] - # |
wordt dus
, maar
verandert niet. Welnu, regel (6) is ook nodig bij de afleiding van verkleinwoorden, bv. [hutjə] uit [[hud] # tjə], [glaasjə] uit [[gla.z] # tjə] enz. Regel (6) is op dergelijke vormen met woordinterne # vanzelf van toepassing. Nemen we geen woordinterne # aan, dan moet er een aparte regel geformuleerd worden dat [t] een voorafgaande [-sonorant] stemloos maakt. De regel voor verkleinwoordsvorming introduceert dus het suffix #
tjə. Daarmee is de door Streekstra (p.24) gesuggereerde overeenkomst qua positie van de [t] tussen
bloem-tje en
kom-t verdwenen. Flexie-suffixen hebben namelijk +(vgl.
hoeden, waar woordintern geen verlies van stem optreedt). Des te meer reden dus om niet te generaliseren t.a.v. het gedrag van de [t] in
het komt voor (ütkompfo:r] en bij verkleinwoordsvorming.
G.E.Booij