Negatie en modaliteit: een reactie.
In zijn artikel over ‘Negatie en modaliteit’ (Tabu 5 (74-75), 9-16) merkt Sassen terecht op, dat een zinsbepaling als misschien zich ten opzichte van negatie anders gedraagt dan een modaal werkwoord als kunnen; misschien kan niet ontkend worden, kunnen wel. Sassen's verklaring hiervoor is dat misschien een echt modaliteitswoord is, dat de subjectieve onzekerheid van de spreker t.a.v. de feitelijkheid van iets uitdrukt. Een dergelijke subjectieve uitspraak kan niet ontkend worden. Kunnen daarentegen drukt een objectieve mogelijkheid uit, die dan ook ontkend kan worden. Er is dan ook betekenisverschil tussen Marina kan lief zijn en Marina is misschien lief. Kunnen en misschien zijn dus geen lexicalisatie-varianten, en, concludeert Sassen, kunnen is dus geen modaal hulpwerkwoord.
Die laatste conclusie berust op een voorkeur voor één interpretatie van de term ‘modaliteit’, namelijk als ‘subjectieve onzekerheid van de spreker’. In de taalkundige literatuur wordt deze echter globaal voor twee zaken gebruikt, voor de genoemde ‘subjectieve onzekerheid’ en voor ‘de werkelijkheid, noodzakelijkheid of mogelijkheid van iets’. Dit laatste gebruik is ontleend aan de modale logica, waar een uitdrukking als het is mogelijk dat p betekent dat er een mogelijke wereld (= geheel van standen van zaken) is, waarin p waar is (zie Hughes & Cresswell 1968). Hier hebben we dus de ‘objectieve’ interpretatie van het begrip modaliteit. De conclusie dat kunnen niet modaal is, vloeit dus alleen voort uit de premisse dat men het begrip ‘modaliteit’ niet meervoudig mag interpreteren. Overigens ben ik nog steeds van mening dat kunnen geen hulpwerkwoord is, maar een gewoon werkwoord. (zie voor argumenten Booij 1971 en Evers 1973).
In een artikel over zinsbepalingen (Booij 1974) heb ik overigens al opgemerkt dat zinsbepalingen niet genegeerd kunnen worden. De verklaring die er daar voor gegeven wordt, is iets algemener dan die van Sassen: zinsbepalingen zijn becommentariërende/performatieve elementen en dergelijke elementen (b.v. performatieve werkwoorden, werkwoorden als hopen, geloven, zinsbepalingen) kunnen nooit ontkend of bevraagd worden, hetgeen nader wordt verklaard in de theorie van de Engelse taalfilosoof Austin ( How to Do Things with Words). Misschien is dan zoiets als met onzekerheid zeggen, dat, een soort abstract performatief werkwoord. Dit impliceert overigens niet, dat die abstracte werkwoorden in de syntactische structuur van de zin opgenomen moeten worden: semantische interpretatieregels kunnen ervoor zorgen dat het door de zinsbepaling uitgedrukte betekenis-aspect aan de semantische representatie als performatief aspect wordt toegekend.
Zowel Sassens als mijn verklaring (die van Bartsch afkomstig is) leveren echter een probleem op: als een woord als misschien inderdaad altijd een uitdrukking van subjectieve onzekerheid van de spreker is, zou het niet bevraagd mogen kunnen worden. De volgende zin is echter wel grammaticaal:
Is Jan misschien thuis?
Misschien kan in deze zin echter zonder verlies van informatie weggelaten worden: de onzekerheid van de spreker wordt er niet minder door. Misschien wordt hier niet bevraagd: een antwoord als ‘Ja, Jan is misschien thuis’ is geen adequaat antwoord op deze vraag. Misschien is hier alleen een stilistische verfraaiing van de vraagzin, evenals woorden als toevallig, bijgeval,