Geen antwoord op een vraag*
De redactie van een taalkundig bulletin vraagt een letterkundige om de oplossing van het probleem paard of aars zonder tanden (1). Ze moesten beter weten: een letterkundige geeft in zo'n geval geen antwoord en denkt ‘laat de taalkundige 't maar rooien’. Of eigenlijk weet hij 't ook niet. Nieuwe informatie van hippische of anale kant lijkt voorlopig de enige mogelijkheid om de aarzelende keuze van de interpretator richting te geven.
Voor het woord aars schijnt wel veel te zeggen. Een tandeloos strijdros en de toch niet volledige zekerheid over de kribbige beet van een op zijn berijder vertoornd paard lijken de kansen voor de emendatie aars te begunstigen.
Voor het achterhalen van een woord in een tekst moet de interpretator, zoals ik in het tweede deel van mijn kleine bijdrage hoop aan te tonen verder kijken dan zijn vers lang is. Immers ook voor middeleeuwse ridderromans geldt dat het kunstig samengestelde gehelen zijn, waaruit men niet straffeloos een deeltje mag isoleren. Misschien kan dóórzoeken binnen het geheel van de Ferguut over 's ridders achterste of 's paards tanden nog iets leren.
Om maar eens iets te noemen: de Ferguut bevat heel wat spreekwoorden en zegswijzen. Een toespeling op een middeleeuws frans gezegde in de trant van ‘wie valt moet zorgen, dat hij geen tanden in zijn achterste heeft’ zou mogelijkerwijs naar de oplossing kunnen leiden. Het is trouwens opvallend dat in dit gevecht nog tweemaal bij het toespreken van de verslagen tegenstander spreekwoorden worden gebruikt (vss. 2406 en 2417).
Onze vertaler kan, wanneer zijn tekst van de Fergus inderdaad van het type A was (d.w.z. met ceval), door dat paard misschien niet meer een toespeling op een gezegde met aars hebben kunnen achterhalen. In dat geval heeft hij, wellicht met de zelfde kennis van de bijtlust van een paard als Sassen, een uitweg gezocht in die richting. Immers een ridder pesten met de suggestie dat zijn paard gebeten zou hebben, als het tenminste niet aftands zou zijn, is een snier die het uitstekend doet in de gebruikelijke agressie-verhogende woordenwisseling tussen vechtende ridders.
De vakman die de Ferguut-bewerker was, heeft dan waarschijnlijk nooit aars in zíj́n tekst gehad; voor hem was paard bruikbaar. Misschien dat voor de Franse tekst voor derrière gekozen mag worden, voor 't middelnederlands was perd uit een mogelijk ‘foute’ variant wel te begrijpen en dus bruikbaar, anders had de kundige bewerker heus zélf iets bedacht. Ers ís leuker, maar heeft het in de middelnederlandse Ferguut ooit gestaan?
Eén van de scenes waarin de kundigheid van de vertaler heel duidelijk naar voren komt is de beschrijving van de boerenzoon die voor het eerst een harnas aantrekt (vs. 435 e.v.). Een belangrijke gebeurtenis, want in een later stadium van het verhaal, bij Artur's kamerling, moet Ferguut - zeer tegen zijn zin - de bekleding van de oude Adam afleggen om vervolgens aan Artur's hof met de juiste attributen werkelijk ridder te worden en ‘ridders abite’ te verkrijgen (vs. 1066).