Tabu. Jaargang 4
(1973-1974)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||
Lezen en lerenHieronder volgt geen onderwijskundige of wijsgerige verhandeling over leren en lezen, wel iets over het verband tussen de beide woorden, d.w.z. hun klankvormen (l-e-z-e-n, resp. l-e-r-e-n) en hun betekenissen, de begrippen waar ze naar verwijzen. Een verband dat tekenend kan worden genoemd voor de samenhang die er tussen de beide ‘werkingen’ bestaat, immers: leren, d.i. ‘kennis vergaren waarover men nog niet beschikte’ komt in onze westerse cultuur meestal tot stand door middel van lezen. Wanneer men daarbij bedenkt dat naast de zojuist bedoelde intransitieve betekenis (lat. disco, eng. learn, hd. lernen) het woord leren ook nog een transitieve betekenis ‘onderwijzen’ (lat. doceo, eng. teach, hd. lehren) bezit, is het verband nog evidenter. Menig onderwijzer (dit woord hier in de ruimste zin te verstaan) zal deze semantische samenhang ongetwijfeld herkennen en ook ale relevant voor de eigen werksituatie willen erkennen: in het besef van de noodzakelijk bescheiden omvang van zijn directe bijdrage tot de kennis- en vaardighedenverwerving van zijn leer-lingenGa naar eind1) in hij zich ervan bevust dat zijn indirecte bijdrage daartoe met name bestaat in het bijbrengen en ontwikkelen van het vermogen zelfstandig schrifttekens in samenhang te interpreteren en van de erin vervatte informatie (in de meest letterlijke betekenis van deze uitdrukking:) kennis te nemen, kortom: het leren van het vermogen tot lezen. Taaldeskundigen, in het bijzonder diegenen onder hen die iets van historische klankregels afweten, kunnen dat verband, eenmaal zó gelegd, ook etyrnologisch zichtbaar maken en (wat meer is) het ook verklaren, nl. door lezen - leren te zien ale een voorbeeld van de bekende z-r-wisseling (‘Ablaut’ in zekere zin) die optreedt als gevolg van de werking van de zgn. wet van Verner (genoemd naar de Deense taalgeleerde van die naam, Karl Verner, 1846-1896)Ga naar eind2). Deze werking doet zich namelijk o.a. gelden in de formatie van (zwakke) causatieven bij intransitieve sterke werkwoorden, waarvan het bekendste Nederlandse voorbeeld is: genezen - generenGa naar eind3). Uit een oogpunt van betekenis spreekt dit tweetal nu niet meer zo duidelijk aan, maar men moet erbij bedenken dat genezen oorspronkelijk ‘gezondheid herkrijgen’ betekent en generen de causatieve betekenis ‘doen genezen, d.i. in het bijzonder door voeding in leven houden’ bezat (vgl. hd. nähren, ndl. nering). We kunnen de geschetste parallellie als volgt in schema brengen:
Het is uiteraard verleidelijk de parallellie verder uit te breiden en ook. werkwoorden - om daar nu maar bij te blijven - als kezen en keren, wezen en weren erin te betrekken. Maar daar zal de historische grammatica het heel wat moeilijker mee hebben, towel wat de formele kant van deze woorden betreft (kezen is bv. in geen der door Van Dale genoemde betekenissen sterk) ale vooral ook vanwege de betekenissen: van twee werkwoorden (Co -.-z-ə-n)V1, (Co -e.-r-ə-n)V2 moet V2 betekenen: ‘doen V1’ en dat is bij | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
geen van de genoemde paren het geval. Nog verleidelijker zou het zijn de semantisch zo voor de hand liggende en in het voorafgaande nu ook vormelijk hardgemaakte verwantschap van lezen en leren te plaatsen in de wijde perspectieven van ‘Sapir-Whorf-hypothese’ t.a.v. de in het begin al even aangestipte reflectie van cultuur in taal. Het bestek van deze bijdrage aan TABU laat echter niet toe aan een der beide - laat staan beide-verleidingen toe te geven.
S.E. Naass |
|