Spierinkjes
Fonologie en spelling
Het is jammer, dat ik vlak voor het uitkomen van de vorige Tabu Paardekoopers ‘wendier tegen wetenschap’ op de U.B. heb ingeleverd. Als mijn geheugen en mijn notities mij niet bedriegen, moet ik namelijk konstateren, dat Booij en De Haan in nun artikel ‘Fonologie en Spelling’ de bedoelingen van Paardekooper niet geheel korrekt weergeven.
Ze merken terecht op, dat Paardekooper een fonologiese spelling voorstaat, maar laten daarbij het onderscheid niet goed uitkomen, dat hij maakt tussen fonetiek en fonologie. Hij betoogt zelf in zijn ‘Wendier’, dat het geenszins in zijn bedoeling ligt een fonetiese spelling tot stand te brengen, immers dan zou een woord op te veel verschillende manieren weergegeven worden. Hierbij past uitstekend het voorbeeld ‘zetten’ [ zε tün] en ‘opzetten’ [opsεtün], evenals andere assimilatiegevallen. Booij en De Haan doen het echter voorkomen, alsof Paardekooper deze klankvariaties tot de fonologie rekent. Zij betrekken tenminste het voorgaande voorbeeld op een uitspraak van Paardekooper over fonologiese spelling: een woord moet altijd door dezelfde lettertekens weergegeven worden. Terwijl Paardekooper met fonologie toch iets heel anders bedoelt! Hij verstaat onder fonemen klanken met betekenisonderscheidende waarde en dié wil hij altijd met eenzelfde letterteken weergeven. Uitdrukkelijk zegt hij, dat het geen enkele zin heeft kombinatoriese varianten, zoals de s voor z in ‘opzetten’, naar nun uitspraak (dus foneties) te spellen. Alle varianten vallen binnen het foneem z; een fonologiese spelling zal dus altijd een z opleveren.
Men zou natuurlijk in de terminologie van Booij en De Haan kunnen zeggen dat de betekenisonderscheidende waarde van de fonemen s en z in deze spesifieke opeenvolging van klanken is geneutraliseerd en dat de varianten eigenlijk binnen het archifoneem s/z vallen.
Ik weet niet of er iets voor zou pleiten de verschillende archifonemen die het Nederlands kent door aparte tekens weer te geven. Het zou mij in ieder geval kunnen bevrijden van de weerzin die ik in me op voel komen, wanneer Paardekooper voorstelt ‘hij bindt’ door ‘hij bint’ weer te geven. Ik kan geen argumenten vinden voor zijn keuze, alle klanken in deze positie onder het foneem t te laten vallen. Van een foneem t is hier geen sprake, we hebben te maken met het archifoneem t/d en het moet zuiver op afspraak berusten, wanneer we dit als t spellen.
Ik voel zelf meer voor ‘neutrale’ tekens. Maar we zitten nu eenmaal met een behoorlijk aantal archifonemen. in het Nederlands, dus de effisjentie zal ons toch wel gebieden een keuze te maken uit bestàànde lettertekens. En dat Paardekooper in verband daarmee wat foneties water in zijn fonologiese wijn doet met zijn t kan ik me wel voorstellen.
De konklusie kan dus zijn, dat Paardekooper, in tegenstelling tot wat de schrijvers opmerkten, bij fonologiese spelling niet in moeilijkheden komt met zijn eis een woord altijd op dezelfde wijze weer te moeten geven. Wel maakt hij een keuze, hij brengt bepaalde klanken onder een door hem gekozen foneem samen.
Ik doe het artikel van Booij en De Haan beslist onrecht, wanneer ik niet rep over het morfonologisch nivo, dat zij terecht in het spellingsonderzoek betrokken willen zien. Na een behoorlijk onderzoek, in hoeverre de morfemen psichies vastliggen en in hoeverre zij op grond van kombinatie met andere morfemen variëren, moet het mogelijk zijn een transformationeel-generatieve fonologie op te stellen en daar onze spelling op te baseren. Maar ik vind eigenlijk dat we veel te veel kletsen. Als het nodig is, hadden we er al lang mee bezig moeten zijn.
Kommerzijl
Lenard Wijnstekers