Tabu. Jaargang 2
(1971-1972)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Causes’ als kasusGa naar eind1)0. In enkele recente studies over de kasusgrammatika bestaat verschil van mening over de (diepte-)kasus-toekenning aan het zinsdeel ‘(in) the breeze’ in de zinnen (l) en (2).
1. Huddleston (1970) stelt voor, alle ‘natuurkrachten’ te karakteriseren door middel van de door hem voorgestelde kasus Force, daar natuurkrachten, in tegenstelling tot Instrumentals, geen Agentivus vooronderstellen.
2. Fillmore (1971a) toont aan de hand van dit voorstel aan, dat nieuwe kasus slechts kunnen worden ingevoerd, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Twee kondities, die in dit verband voor de kasusgrammatika konstitutief zijn, werden al eerder door Fillmore (1968) geformuleerd: (I) ‘... although there can be compound instances of a single case (trough noun phrase conjunction), each case relationship occurs only once in a simple sentence’ (p. 21). (II) ‘Only noun phrases representing the same case may be conjoined’ (p. 22). Fillmore demonstreert, dat Forces niet voorkomen in ‘simple’ zinnen, die tevens een Agentivus en / of een Instrumentalis bevatten, zodat deze kasus in wezen als een verschijningsvorm van één van de twee andere moet worden beschouwd. Dit is ook noodzakelijk, om een ongemotiveerde en ongebreidelde uitbreiding van het aantal kasus te voorkomen. Op grond van een aantal overwegingen besluit Fillmore Forces onder de Instrumentalis onder te brengen.
3. De derde interpretatie van deze kasus-relatie wordt geleverd door Sandra Babcock (1972)Ga naar eind2). Zij voegt aan de kasusbegrippenGa naar eind3) toe de ‘onmiddellijke oorzaak van een gebeuren of een toestand’ (Cause-kasus: CA). De CA, waarover deze bijdrage handelt, is niet beperkt tot natuurkrachten (de zinnen (l) en (2)), zoals we nog zullen zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.1. Deze nieuwe kasus kan als volgt omschreven worden: Cause-phrases zijn van de Agentivus onafhankelijke bronnen van aktiviteit. Terwijl Instrumentals aan de Agens ten dienste staan en een middel (means)aangeven, met behulp waarvan de Agens een aktiviteit uitvoert (mes, bijl, sleutel, enz.), wordt met de CA een oorzaak van de door de Agens uitgevoerde aktiviteit aangeduid. Differentiërend is dus de tegenoverstelling van means en causeGa naar eind4).
3.1.2. Behalve een inhoudelijke, is er ook een syntaktische reden, tussen deze kasus onderscheid te maken: terwijl Instrumentals slechts dan subjekt van een zin kunnen zijn, wanneer geen Agentivus aanwezig is, kan een CA subjekt worden, ook wanneer in de propositie een Agentivus aanwezig is, en wel zonder dat deze topikalisatie ‘gemarkeerd’ is. (zie (3) tot en met (8)). Babcock toont overtuigend aan, dat de zinnen (3), (4) en (5) en de afgeleide zinnen (6), (7) en (8) (de zgn. paraphrastic causatives) een enkelvoudige basistruktuur hebben. De Cause-relatie blijft ook in de parafrase bestaan, terwijl de invoering van make afhankelijk is van de subjekt-selektie.
3.2. Uit de zinnen (9) en (10) blijkt, dat Causes, Agentives en Instrumentals naast elkaar in één (volgens (Babcock) enkelvoudige zin kunnen voorkomen, waardoor is aangetoond, dat Cause, Instrumental en Agentive van elkaar onafhankelijke kategorieën zijn.
3.2.1. Dat (9) en (10) enkelvoudige zinnen zijn, staat voor mij niet a priori vast: dit is afhankelijk van de definitie van het begrip ‘enkelvoudige zin’. Daar dit begrip meerdere interpretaties toelaat (zie b.v. Becker & Arms (1969)), zullen we hier uitgaan van Babcocks definitie: ‘A simple sentence is one in which each of the categorial | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
relationships occurs just once’ (p. 39). Aan de hand van drie kriteria kan worden vastgesteld, of een zin aan deze definitie voldoet:
3.2.1.1. Make in de zinnen (6) tot en met (8) is parafraseerbaar met cause, in de komplexe zin (11) met force.
Mijns inziens levert de parafrase met force bij (9) en (10) geen ongrammatikale zin op.
3.2.1.2. Zinnen van het type (6) tot en met (8) (de parafrastische kausatieven, of causative inactives) kunnen niet ongerestringeerd tot passieve zinnen worden omgevormd (12), terwijl causative actives (11) wel passiveerbaar zijn (13).
Wanneer zin (14) ongrammatikaal is (hij is in elk geval ‘twisted’), dan is deze ongrammatikaliteit van een andere graad dan de ongrammatikaliteit van (12).
Hier wil ik ook twee Nederlandse zinnen toevoegen, hoewel ik mij er wel van bewust ben, dat restrikties op grammatikale regels voor het Engels kunnen afwijken van restrikties op ‘Nederlandse regels’: vooral bij deze Causes en bij kausatieve zinskonstrukties lijken de regels mij in hoge mate taal-specifiek te zijn ((15)-(16)).
3.2.1.3. ‘In order to justify the analysis of a sentence as complex in its deep structure we must show that there is at least one participant that plays ONE role in the main clause, and the SAME, or a DIFFERENT role in the subordinate clause’ (Babcock 1972, p. 32)Ga naar eind5). Wanneer mijn argumenten onder (3.2.1.1.) en (3.2.1.2.) juist zijn, is er bij John (/jan) in (9), (10), en (14) tot en met (16) inderdaad sprake van meer dan één kasus-toekenning aan één zinsdeel, want: John(/Jan) is dan Agentivus in de hoofdzin en Objektive (of liever Dative) in de bijzin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tevens zou dan zijn aangetoond, dat men er niet a priori vanuit hoeft te gaan, dat de CA onafhankelijk naast Instrumental is en Agentivus bestaat (Fillmore (1971a) heeft de animateness-restriktie op Agentives laten vallen).
3.3. De voorbeelden, die Babcock gebruikt, zijn in drie klassen onder te verdelen. Causes komen voor bij:
3.3.1. Metereologische werkwoorden (zin (l) en (2)). Dit zijn dus de werkwoorden, die volgens Huddleston (1970) met een Force en volgens Fillmore (1971a) met een Instrumental voorkomen.
3.3.2. Aktiviteiten en toestanden, waarbij een fysische kracht als ‘filler’ van de Cause-‘slot’ optreedt.
De CA in deze zinnen is niet aktief ten opzichte van een Agentivus (die is er niet), maar ten opzichte van een Objektivus (the branch / de tak). Dit type zinnen valt in zoverre niet onder Babcocks definitie, dat, wanneer ook een Agentivus in het case frame voorkomt ((23) tot en met (27)), de Cause interpretatie onwaarschijnlijk wordt, zodat hier eerder sprake zal zijn van een van de Agentivus afhankelijke Instrumentalis. Daarmee vervalt tevens de noodzaak voor het aannemen van een afzonderlijke Cause-kasus voor dit type zinnen. Wei is er bij toevoeging van een Agentivus geen sprake meer van een enkelvoudige zin.
Het verschil in betekenis tussen de zinnen (20) en (28) behoeft m.i. niet gepaard te gaan met een verschil in case frame.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3.3. Werkwoorden (sidderen, beven, rammelen (van de honger)), waarbij de Cause ín de handelende persoon gezocht moet worden, die dan ook door Babcock niet met Agentivus, maar met LocativeGa naar eind6) wordt gekarakteriseerd.
3.3.3.1. Deze derde groep Causes voldoet in alle opzichten aan Babcocks definitie: net grootste deel van haar voorbeelden behoort tot deze kategorie (hier o.a. (3) tot en met (8)). De groep is bovendien redelijk uniform en wordt vergezeld van een beperkt aantal case-markers, nl. voor net Nederlands uit, van, door (?); voor net Frans de; voor net Engels with, out of, from; en voor het Duits aus en vor. Daar de keuze tussen uit en van niet arbitrair is, maar de prepositie mede afhankelijk van het substantief in de kasus-frase geselekteerd wordt, zijn de Cause-preposities (evenals de Temp- en Loc-preposities) semantisch niet leeg ((29) en (30)).
(Uit komt voor bij willekeurige, van bij onwillekeurige handelingen)
3.3.3.2. De parafrase met make, waarbij de Cause-frase zonder prepositie in subjekt-positie voorkomt, die in het Engels tamelijk ongerestringeerd mogelijk is ((6) tot en met (8)), is in het Nederlands (doen, laten) en het Duits (tun, lassen, machen) vrijwel uitgesloten, of ze levert een ‘gemarkeerde’ zin op.
3.3.3.3. Deze groep wordt doorgaans vrijwel kompleet, als idioomGa naar eind7), opgevoerd in Nederlandse schoolgrammatika's voor het Duits. Zo treffen we in Hjelm het volgende lijstje aan ((31) tot en met (37)):
3.3.3.4. Deze zinnen laten nog een ultimate cause (voorlopige benaming) toe, die (materieel) in tegenstelling tot de CA buiten de experiencer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ligt, en die als de Cause van de Cause kan worden beschouwd. De ultimate Cause ligt kennelijk buiten de propositie, ofwel het is een van de CA inderdaad afwijkende kasus, want konjunktie is onmogelijk ((38) tot en met (41)).
Ook bij toevoeging van de ultimate cause blijft in het Nederlands de parafrastische kausatief onmogelijk of gemarkeerd ((42) tot en met (44)).
Babcocks definitie van en haar kriteria voor het begrip ‘enkelvoudige zin’ laten een interpretatie van (42) en (43) als enkelvoudige zin zonder meer toe. Het is dan op grond van de konjunktie-test wel duidelijk, dat in de kasus-dieptestruktuur twee verschillende kasus moeten worden toegekend aan ‘(bij (/door)) de aanblik van de dolk’ en ‘van vrees’. De mogelijke oplossing, het ene zinsdeel als Instrumentalis en het andere als Cause te karakteriseren, zou m.i. arbitrair zijn, daar mijn pogingen Cause en Instrumentalis op zinnige wijze van elkaar af te grenzen weinig succes hadden.
3.4. Deze begripsverwarring vindt haar oorsprong in Babcocks definitie en kriteria (3.2.1.), die in wezen slechts op een vrij ondiepe dieptestruktuur betrekking hebben: een aanwijzing daartoe is Fillmores interpretatie van het subjekt bij het werkwoord riseGa naar eind5). In zinnen als (42) en (43) is een hele keten van proposities, die kausaal met elkaar verbonden zijn, aanwijsbaar, die zich slechts gedeeltelijk aan de oppervlakte manifesteert. Een ander voorbeeld van een dergelijke kausaliteitsketen geeft Fillmore (1971a) met zin (45), die door ‘Conflation’ uit de onderliggende (hier uiteraard onnauwkeurig weergegeven) proposities (46) en (47) afgeleid moet worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De proposities (46) en (47) zijn respektievelijk als Instrumental en als Goal in net diepte-predikaat CAUSE ingebed. Wanneer tengevolge van Karels aktie ook nog een ruit sneuvelt, wordt de keten uiteraard nog langer. In dit verband is het voorstelbaar, dat (42) door middel van meerdere CAUSE-predikaten af te leiden is uit de proposities (48), (49) en (50), waarbij een Cause-kasus redundant zou zijn.
3.5. Hoewel mijn voorstellen uiterst tentatief zijn, zou ik toch mijn kritiek op Babcock willen samenvatten door te stellen, dat haar voorstel tot het invoeren van een Cause-kasus te ‘oppervlakkig’ beargumenteerd wordt, waarbij het bovendien te eenzijdig uitsluitend van de predikaat - argument relatie uitgaat, zodat relaties tussen proposities over het hoofd gezien worden. Erg inspirerend voor verder onderzoek is onder meer Brekle (1970), wiens relatiekonstanten m.i. voor het aanduiden van deze relaties bruikbaar zijn. Behalve alle betrokken kasus dient tevens het kausatieve werkwoord (Lyons (1968), Abraham (1969), Anderson (1969)) in dit verband nader geanalyseerd te worden.
Groningen Germanistisch Instituut A.P. ten Cate | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|