De groep bestaat uit de dames Blijdorp, Bolt, Heikens en Postma en de heren van den Bovenkamp, van der Hoeven, Tepper, Witteveen en De Wijs. Met dit onderzoek is een begin gemaakt door een verzameling gebruiksgevallen aan te leggen, en wel aan de hand van stafkaarten van de provincie Groningen, straatnamenlijsten, de Lijst van Aardrijkskundige Namen van Nederland, het Groninger Woordenboek van K. ter Laan, de Groninger Plaatsnamen van W. de Vries en andere bronnen. Verder wordt er een schriftelijke enquête opgesteld die verstuurd zal worden naar de diverse gemeenten in Groningen ter aanvulling en verificatie van het stafkaartenmateriaal. Zo nodig zal ook mondeling onderzoek ter plaatse worden ingesteld.
Naast de aanleg van een ‘corpus’ wordt ook nagegaan wat er aan literatuur over het onderwerp te vinden is. Daarvoor is contact opgenomen met het Fries Instituut, aangezien -ster ook in Friesland wordt aangetroffen.
Het gaat dus om een specifiek morfo(no)logisch onderzoek, waarin de synchronische verhouding van basiswoord en afleiding centraal staat. Daarbij doet zich ook de vraag voor hoe die in gevallen als Helper (: Helpman), Lopster (: Loppersum), Slochter (: Slochteren), Haren(d)er (: Haren) beschreven en verklaard moet worden. Dit zal ertoe leiden dat behalve de etymologie van bepaalde suffixen, ook die van sommige basiswoorden erin betrokken wordt. Met andere woorden, het onderzoek zal naast een synchronisch ook een diachronisch karakter vertonen. Het is dan ook opgezet in het kader van het college historische grammatica, dat zijn probleemstellingen en aanknopingspunten zo veel mogelijk tracht te vinden in het hedendaagse Nederlands, waartoe (in dit geval) ook het zgn. regionale Nederlands gerekend wordt.
De resultaten van observatie, verkenning en onderzoek zullen hoop ik t.z.t. in TABU bekend worden gemaakt.
A. Sassen