Tabu. Jaargang 2
(1971-1972)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |||||||||||
[Nummer 3/4]Fonologie en spellingGa naar voetnoot*In zijn brochure ‘Wendier tegen Wetenschap’ stelt Prof. Paardekooper op p. 3, dat bij het spellingsdebat alleen fonologen het woord kunnen voeren: ‘Zoals de bakker niet verdraagt, dat een fonoloog op voet van gelijkheid met hem debatteert over de kwaliteit van z'n brood, zo moet ook omgekeerd de bakker niet over fonologie debatteren.’ Voor zo ver Paardekooper bedoelt, dat de wetenschapper de feiten dient aan te dragen op grond waarvan de spellingskwestie beslisbaar kan worden gemaakt, kan men het gemakkelijk met hem eens zijn. Het geluid, voortgebracht door onze spraakorganen, is het primaire medium voor de taal. Alle andere media zijn sekundair. Zo is het schrift primair een methode om taaluitingen van hun primaire medium over te brengen naar een sekundair medium, de visuele vormen van het schrift. De subdiscipline van de taalkunde die zich bezig houdt met de wijze waarop taal zich realiseert in geluid, is de fonologie. De feiten op grond waarvan de spellingskwestie beslist dient te worden, zijn daarom voor een belangrijk deel uit deze subdiscipline afkomstig. Tot zo ver kunnen we Prof. Paardekooper volgen. De vraag doet zich echter voor, vanuit welke fonologie deze feiten afkomstig zijn. Want dé fonoloog, en dé fonologie, bestaat niet. De meeste spellingshervormers gaan ervan uit, dat het Nederlands een bepaald aantal fonemen heeft, en dat de meest eenvoudige spelling die zou zijn, waarbij er een één-op-één korrespondentie bestaat tussen fonemen en lettertekens: een zg. ‘fonologische spelling.’ Ook Prof. Paardekooper bepleit zo'n spelling in voornoemde brochure op basis van de veronderstelde wetenschappelijkheid van zo'n spelling. Helaas, zo konstateren de voorstanders van een spellingsrekonstruktie, onze huidige spelling voldoet niet aan de eisen van zo'n fonologische spelling. Wat is nu de wetenschappelijke basis van het standpunt van de spellinghervormers waard? Een uitspraak als ‘Het Nederlands heeft 34 fonemen’ (zie b.v. J.A. Meyers, Het Nederlandse Spellingsdrama, p. 95) is typerend voor wat Chomsky noemt de zg. taxonomische fonologie, waarvan Paardekooper een vertegenwoordiger is.Ga naar eind1) De taxonomische fonologie kent meestal twee nivo's van beschrijving: het fonologische en het fonetische. Het fonologische nivo heeft alleen betrekking op die aspekten van klanken, die een betekenisonderscheidende funktie hebben, dus het verschil tussen b.v. de p-klank en de b-klank in pak en bak. Op dit nivo abstaheert men echter, in tegenstelling tot op het fonetisch nivo, van b.v. het verschil tussen een tong-r en een huig-r of van het verschil tussen de ee in beet en beer. Daarmee is het fonologisch representatienivo abstrakter dan het fonetische. In de jaren dertig kwamen de bekende taalkundigen Troubetzkoy en Sapir onafhankelijk van elkaar tot de konklusie, dat er een derde, nog abstrakter nivo van representatie nodig was: het morfonologisch nivo. Het morfeem is de basiseenheid op dit nivo, en voor zo ver noodzakelijk worden een aantal fonologische processen beschreven op basis van de syntaktische en | |||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||
de morfologische struktuur. Dit betekent een doorbreking van de autonomie van de fonologie, voorgestaan door de taxonomische fonologen. Op het morfonologisch nivo krijgt het morfeem dat zowel in hoed als in hoeden voorkomt, één representatie: /hud/. In het geval van het woord hoed is op dit morfeem een algemene regel van toepassing die de oppositie stemloos-stemhebbend aan het eind van een woord neutraliseert: aan het eind van een woord zijn alle medeklinkers stemloos (dit geldt uiteraard niet voor nasalen, omdat deze geen stemloze variant kennen). Ten gevolge van deze neutralisatieregel zijn er derhalve twee realisaties van het morfeem /hud/, nl. (hud) en (hut). Het principe van de morfonologische representatie komt in al zijn konsekwenties pas goed tot zijn recht binnen de konseptie van taal die verbonden is met de Transformationeel-generatieve taaltheorie van Chomsky. Deze taaltheorie stelt zich ten doel het regelsysteem te expliciteren, dat ten grondslag ligt aan taalgebruik. Aan dit regelsysteem wordt derhalve psychische realiteit toegekend. Dit regelsysteem beschrijft de kermis die de taalgebruiker van zijn taal heeft. Behalve de kennis van de taalgebruiker van zijn taal staat het verwerven van deze kennis door de taalgebruiker in het centrum van de belangstelling. Zowel vanuit taaltheoretisch als vanuit taalpsychologisch standpunt is de aanname van het morfonologisch nivo een aantrekkelijke voorstelling van zaken. In de beschrijving van het Nederlands hoeven we daarbij in gevallen als hoed-hoeden maar één morfeem, n.l. /hud/, op te nemen in plaats van twee, n.l. /hud/ en /hut/. De algemene regel van neutralisatie verantwoordt de twee realisatiemogelijkheden van dit soort morfemen. Dit betekent, dat deze beschrijving een grotere systematische strekking heeft, dan een beschrijving waarbij slechts het fonologisch nivo een rol speelt, en waarin noodzakelijker wijs twee morfemen moeten worden opgenomen, en waarin de onderlinge relatie niet verantwoord kan worden. Taalpsychologisch betekent het, dat we niet twee morfemen met dezelfde betekenis in ons geheugen hoeven op te slaan, maar slechts één, zodat ons geheugen minder belast wordt. Een tweede voorbeeld van een regel uit het fonologisch regelsysteem heeft betrekking op het verschijnsel assimilatie. We hebben b.v. het morfeem /zet/ in inzet, opzet, ik zet en zet ik?, dat op morfonologisch nivo telkens deze vorm heeft. Volgens één van de regels voor assimilatie in het Nederlands wordt (z) op de grens van twee woorden of woorddelen onder invloed van een voorafgaande stemloze medeklinker geassimileerd tot (s). Dit levert de volgende fonologische representaties op: /inzet/, /opset/, /ik set/ en /zet ik/. Voor deze en talloze van dit soort gevallen geldt, dat de aanname van een morfonologisch nivo taaltheoretisch en taalpsychologisch een enorme vereenvoudiging betekent. Uit deze voorbeelden blijkt al direkt, dat onze spelling vaak een weergave is van het morfonologisch nivo, en niet van het fonologisch nivo. Als men, in tegenstelling tot taxonomen als Paardekooper, maar in overeenstemming met de meest geavanceerde fonologische inzichten, naast het fonologisch nivo het morfonologisch nivo aanneemt, dan is helemaal niet meer zo evident wat de meest eenvoudige en meest bruikbare spelling is, één die het fonologisch nivo afbeeldt, of één die het morfonologisch nivo afbeeldt, of een mengvorm daarvan. Het is dus niet zo, dat het alleen argumenten betreffende het woordbeeld zijn, die aan gevallen als de bovenstaande kunnen worden ontleend, zoals Dik en Kooy doen (in: Beginselen van de Algemene Taalwetenschap, Aula 448, pp. 93-94), maar juist fonologische argumenten. In een meer moderne theorie is het niet zonder meer duidelijk wat men moet verstaan onder een ‘fonologische | |||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||
spelling’. Zo is volgens Chomsky op grond van zijn fonologische theorie de spelling van het Engels één van de meest regelmatige spellingen die men zich maar kan voorstellen. Het belangrijkste punt van kritiek op de taxonomische fonologie hebben wo echter nop niet genoemd, en juist dit punt is voor de spellingsdiskussie van krusiaal belang. Binnen de Transformationele fonologie heeft men namelijk aangetoond, dat het fonologisch nivo van de taxonomisten niet bestaat. Hiervoor werden voor het eerst argumenten aangevoerd door M. Halle in The Sound Pattern of Russian. Uitgebreid wordt deze kwestie besproken tezamen met andere kritiek op de taxonomische fonologie door Chomsky in hs. 4 van het al eerder genoemde Current Issues. (Vgl. verder het standaarwerk van de TG-fonologie van Halle en Chomsky samen, The Sound Pattern of English.). Ten eerste maakt de aanname van een fonologisch nivo de fonologische komponent van een grammatika nodeloos gekompliceert. Verschijnsel en waarvoor de Transformationalisten maar één regel nodig hebben, kunnen in een model, dat naast het morfonologisch en het fonetisch nivo nog een derde, tussenliggend nivo postuleert, vaak slechts met twee, drie of nog meer regels beschreven worden. Dit betekent een aanzienlijk verlies aan systematische strekking, en daarmee aan verklarend vermogen, men kan zelfs zeggen, wetenschappelijkheid. (Vgl. voor een relatief, ‘meetbaar’ begrip ‘wetenschappelijkheid’: K. Popper, Truth, Rationality, and the Growth of Scientific Knowledge, in: Conjectures and Refutations van deze auteur.) Maar wat belangrijker is, in Current Issues laat Chomsky overtuigend zien, dat er niet een fonologisch nivo is, zoals dat door de taxonomisten wordt gedefinieerd. De voorwaarden die zij aan dit nivo stellen, blijken in strijd met de empirische feiten. Daarom gaat men in de Transformationele fonologie slechts uit van het morfonologische en het fonetische nivo, respektievelijk, de psychische en de fysische fonologische realiteit; deze beide nivo's worden door het regelsysteem van de fonologische komponent van een transformationele grammatika met elkaar verbonden. Dit impliceert, dat het foneembegrip van b.v. Paardekooper onhoudbaar is, niet met de realiteit overeenstemt. Omdat er geen fonologisch nivo is, kunnen we morfemen ook niet op dit nivo weergeven. Daardoor is het ook niet moeilijk om de vraag te beantwoorden welk foneem het woord opzet bevat: een /z/ en geen /s/. Hieruit vloeit logisch voort, dat een fonologische spelling, zoals bepleit door spellingshervormers, niet bestaat, omdat in zo'n spelling een nivo van representatie moet worden weergegeven, dat niet bestaat. Dat de problemen voor de fonologische spellers à la Paardekooper niet van de lucht zijn, moge blijken uit het volgende. Paardekooper (er)kent geen morfonologisch nivo van representatie, maar wèl een fonologisch. Daardoor weet hij niet hoe hij met het verschijnsel assimilatie aanmoet. Dit blijkt b.v. uit zijn artikel ‘Assimilatie’ (De Nieuwe Taalgids 53 (1960), p. 303-314). Zijn oplossing doet denken aan de bekende struisvogelpolitiek: Paardekooper ontkent het bestaan van assimilatie. Zijn redenering is in grote trekken als volgt: in het woord opzet, dat volgens hem op fonologisch nivo als representatie krijgt /opset/, is geen sprake van een verandering van een /z/ in een /s/, want er is helemaal geen /z/. We zeggen altijd /opset/, nooit /opzet/. Mensen die het over assimilatie hebben, zijn misleid door de spelling, aldus Paardekooper, die zich er verder niet over uitlaat hoe we dit soort woorden nu moeten spellen in de ideale, fonologische spelling, opzet of opset. De konsekwenties van een fonologische spelling volgens de theorie van Paardekooper kan men het best illustreren aan de hand van het verwante werk- | |||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||
woord opzetten. Volgens de principes van de fonologische spelling - één foneem, één letter - wordt in een fonologische spelling elke z na een p een s: als men het bestaan van assimilatie ontkent, is er geen argument voor die z, noch tegen die s. Hoe nu het scheidbaar samengestelde werkwoord opzetten? Afhankelijk van de fonologische omgeving wordt het morfeem zet bij dit woord gerealiseerd als /zet/ en als /set/. Dit houdt bij een konsekwent fonologische spelling in, dat we nu weer een z zouden moeten schrijven, en dan weer een s. Dit is echter in strijd met de principes van de fonologische spelling: ‘één woord moeten we altijd op dezelfde manier weergeven.’ (‘Wendier tegen wetenschap’, p. 11). Het blijkt uit dit en vergelijkbare gevallen, dat de principes van de fonologische spelling van Paardekooper tot kontradikties leiden, als ze konsekwent worden toegepast.
Onze huidige spelling berust op de volgende principes, voor het eerst geformuleerd in 1863 door Te Winkel: Algemene regel: ‘Stel in Uw schrift de beschaafde uitspraak voor’. (Te Winkel maakte geen onderscheid tussen fonetiek en fonologie, zodat deze regel enigszins onduidelijk blijft.) Er zijn drie kontra-principes bij deze algemene regel:
De problemen van de huidige spelling hebben twee oorzaken:
Door allerlei groeperingen en verenigingen wordt op dit moment aktie gevoerd voor spellingswijziging, zoals we gezien hebben op een wetenschappelijk achterhaalde basis. Is er in het licht van de jongste theorieën binnen de fonologie aanleiding om voor zo'n spellingswijziging te pleiten? Hoe moeten we in het licht van de transformationele fonologie de term ‘fonologische spelling’ interpreteren? Dit soort vragen kan men niet zonder psycholinguistisch onderzoek beantwoorden. Ook de voorstellen van de spellingshervormers berusten niet op een dergelijk onderzoek in het kader van de taxonomische fonologie, een reden te meer om skeptisch te zijn jegens nun akties. De kernvraag is: wat moet de spelling afbeelden? Het fonologisch nivo valt af, omdat het niet bestaat. Moet het morfonologisch nivo worden afgebeeld? Op dit nivo hebben de principes van analogie en gelijkvormigheid betrekking. Dit is niet zonder meer uit te maken. Wei duidelijk is, dat ook het fonetisch nivo niet in aanmerking komt, omdat dit te veel regionale en individuele variaties vertoont. Maar het is best mogelijk, dat een intermediair stadium tussen het morfonologisch en het fonetisch nivo het meest geschikt is. Dat dit nivo voor de werking van de assimilatieprocessen zal moeten liggen, lijkt intuïtief voor de hand te liggen. Voor dat er empirisch onderzoek | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
gedaan is naar dit soort zaken, moet de huidige spelling niet gewijzigd worden. Bij dergelijk onderzoek moet bovendien onderscheid worden gemaakt tussen de niet noodzakelijk samenhangende faktoren leerbaarheid en bruikbaarheid: een slecht bruikbare spelling kan wel heel gemakkelijk te leren zijn, en een goed bruikbare spelling erg moeilijk. Tegen de akties van de ‘Aktiegroep Spellingsvereenvoudiging’ van Dolph Kohnstamm en de zijnen pleit, dat zij doelbewust uitgaan van kompromisvoorstellen met het oog op de haalbaarheid van hun verlangens. Dit impliceert, dat zij over 10 jaar weer beginnen met nu in de ijskast gezette verlangens. Zo kan het Nederlandse spellingsdrama nog wel 200 jaar voortduren. Als uit het hierboven noodzakelijk geachte empirisch onderzoek mocht blijken, dat een meer of minder radikale spellingswijziging gewenst is, dan moet deze spellingswijziging integraal en konsistent worden doorgevoerd. Als de patient geopereerd moet worden, dan moet het mes erin. Aan zachte heelmeesters hebben we geen behoefte.
Geert Booij Sies de Haan |
|