M.O.-IV
- Het jaar is ingedeeld in drie groepen.
- Een van die groepen houdt zich bezig met de bijwoordelijke bepaling van modaliteit (Kwist). De bepaald niet overvloedige literatuur op dit punt wordt eerst doorgewerkt. Daarna komt het verzamelen van gebruiksgevallen aan de orde. De hoop is door kombinatie van beide aktiviteiten syntaktische en/of semantische kriteria te vinden om tot nadere onderscheidingen te komen. Het lijkt aannemelijk dat de notie ‘bereik’, die bij de beschrijving van de negatie een belangrijke rol speelt, ook in dit bredere verband van toepassing zal blijken.
- Groep IV-A (Mej. Wiersema) houdt zich bezig met de ‘complementatie’, een onderwerp dat o.a. ‘de ingebedde zinnen’ met de funktie van subjekt, lijdend voorwerp of voorzetselvoorwerp bestrijkt.
Na een verkenning van dit nogal uitgestrekt deelgebied van de grammatika aan de hand van Amerikaanse en Nederlandse (Studia Neerlandica) vakliteratuur, zal een onderdeel van dit gebied uitgekozen worden voor breder en diepergaand syntaktisch onderzoek.
- Het onderwerp van de derde groep (Polée) is ‘de vraagzin’.
Na een vrij summiere terreinverkenning op het gebied van de traditionele grammatika (o.a. Den Hertog, Overdiep, Paardekooper) is de groep gezwenkt in de richting van de transformationeel-generatieve grammatika (Katz & Postal: An integrated theory....). De verder te volgen lijn is in dit stadium moeilijk aan te geven. Wel lijkt het voordehandliggend dat te zijner tijd de ‘praktijk van het Nederlands’ weer aan de orde zal komen, wellicht aan de hand van o.a. Van Haeringen (Vragen over de vraag) en Uylings (Praat op heterdaad). Hiernaast wordt overwogen of het, binnen (of buiten?) het kader van de vraagzinnen, en rekening houdend met de beschikbare tijd, mogelijk is te komen tot enig inzicht op het gebied van de wetenschapsfilosofie (naar aanleiding van Botha's Bindfonemen).