Tabu. Jaargang 1
(1970-1971)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||
Spierinkjes
|
Er ligt zand - *Er ligt Zand |
Heb je al zand gevonden? - Heb je Zand al gevonden? |
Ik zie geen zand - Ik zie Zand niet |
wijzen wel ondubbelzinnig uit, dat een ‘stofnaam’ en een ‘eigennaam’, hoewel ze de eigenschap ‘niet-telbaar’ delen, tot verschillende
syntactische (sub-)categorieën behoren.
Toepassing van de toets op taalnamen als Engels, Zweeds enz. brengt aan het licht dat die zich als stofnamen en niet als eigennamen gedragen:
Er wordt Zweeds gesproken |
Heb je al Zweeds geleerd? |
Ik ken geen Zweeds |
Toch rekent vrijwel iedereen die je zulke woorden voorlegt ze tot de groep van Jan. Ook in de Nederlandse grammatica worden taalnamen meestal als eigennaam beschouwdGa naar voetnoot1). Zelfs zijn proefpersonen geneigd merknamen als Bols, Bokma, enz. met Jan over één kam te scheren, en ook een woord als maggi, tenzij je het - zoals inderdaad gebeurt - voor andere merken soeparoma gebruikt. Niettemin hebben we in al deze en dergelijke gevallen volgens de zojuist genoemde criteria met stofnamen en niet met eigennamen te maken. In de grammatica wordt dan gesproken van een eigennaam die als soortnaam wordt gebruiktGa naar voetnoot2), zoals het ook omgekeerd voorkomt dat een soortnaam als eigennaam optreedt, b.v. bij oom (Heb je oom al gezien?), tante, dominee, enz. Ook bijv. in Hoeveel Trompen ken jij? - Jullie zijn hele pieten heet een eigennaam als soortnaam gebruikt te zijn. Vgl.
Ik ken geen Zand t.o. Ik ken Zand niet |
Voor de taalbeschrijver is dit allemaal een kwestie van klassificatie op grond van syntactische valentie-kenmerken, de gemiddelde taalgebruiker weet er echter niet goed raad mee.
Dat wil overigens helemaal niet zeggen dat eerstgenoemde dat wel altijd weet. Als ‘eigennaam’ een woordsoort is, d.w.z. de naam van een klasse waartoe bepaalde woorden behoren, hoe moet hij dan aan met de universiteit van Amsterdam? Is dit een (één) woord? Als de ook in dit geval deel uitmaakt van de eigennaam, welke reden hebben Kraak en Klooster (p. 96) dan om het in deze naam met een kleine letter, in De Vrije Bladen d.e.t. met een hoofdletter te schrijven? Is de naam van de rivier die bij Lobith in ons land komt Rijn of de Rijn?
De eigennaam schept nog heel wat meer problemen. Het is een buitenissig taalelement, als het dat is, en er is dan ook al heel wat over geschreven en getheoretiseerd. De jongste in het Nederlands geschreven studie over de linguïstische status van de eigennaam is de Belgische (niet gepubliceerde) dissertatie van W. van Langendonck, De eigennaam en de kategorieën definiet, iteratief en kwantitatief in het Nederlands en in een Zuidbrabants dialekt (12 november 1970).
De zeer uitgebreide bibliografie van dit lijvige werk bevat zo'n 60 titels van min of meer theoretische verhandelingen over eigennamen in de ruimste zin.
Sassen
- voetnoot1)
- vgl. Rijpma-Schuringa-Van Bakel, Nederlandse Spraakkunst22, p. 320; Den Hertog, Nederlandsche Spraakkunst2, 3e stuk, p. 47.
- voetnoot2)
- vgl. Rijpma-Schuringa-Van Bakel22, t.a.p. p. 109; Den Hertog t.a.p. p. 47.