Nieuws uit andere afdelingen
Analytische Filosofie.
‘The house of fiction has in short not one window, but a million - ... at each of them stands a figure with a pair of eyes, or at least with a field glass, which forms, again and again, for observation a unique instrument, insuring to the person making use of it an impression distinct from every other. He and his neighbours are watching the same show, but one seeing more where the other sees less, one seeing black where the other sees white, one seeing big where the other sees small, one seeing coarse where the other sees fine’.
Aldus Henry James, in een voorwoord bij The Portrait of a Lady. Iets dergelijks zou gezegd kunnen worden over het gebouw van de filosofie. Over het aantal vensters wil ik mij niet uitlaten, maar dat het er vele zijn staat wel vast. En dienovereenkomstig zijn er ook vele verschillen in wat de filosofen, de mannen-en-vrouwen-in-het-venster, zien en beschrijven: ‘one seeing more where the other sees less; one seeing big where the other sees small; one seeing coarse where the other sees fine’.
Existentialisten, fenomenologen, dialectici - allen hebben zij a.h.w. hun eigen uitkijkposten (maar sommige daarvan zijn beter dan andere). Ook de analytische filosofie bezit een eigen groepje van vensters. Wat ziet men daardoor, en vooral: wat ziet men daardoor groot en in detail?
De analytische manier van zien is in hoge mate indirect. Wat men primair wil zien, dat is de werking van de ogen en de field glasses, zowel van de mensen binnenshuis als van hen die in de tuin rondlopen.
Wat en hoe zien en beschrijven zij? Nu verder zonder analogie:
De primaire interesse van analytische filosofen geldt de begrippen die wij gebruiken om ons over de werkelijkheid uit te laten. Dat kunnen bijv. zijn de begrippen van de wetenschap (analytische wetenschapsfilosofie); de begrippen van het ethisch taalgebruik (analytische ethiek); de begrippen van de kunstbeschouwing (analytische esthetica); de begrippen die betrekking hebben op de verbinding van lichaam en geest (analytische antropologie). Analytische filosofen hebben zich beijverd om per gebied groepen van begrippen te onderscheiden en de betrekkingen daartussen te bestuderen. Voor de wetenschapsfilosofie zijn dat bijv. de observatiebegrippen, de dispositiebegrippen en de theoretische begrippen; voor de esthetica de niveaux van beschrijving, interpretatie en waardering. Of ook wel werden min of meer afzonderlijke begrippen, voorzover daaraan een belangrijke rol werd toegekend, tot voorwerp van onderzoek gemaakt. Dit zijn vooral de dingen die analytici het liefst in het groot en in detail willen zien.
In de praktijk komt dat er nog wel eens op neer dat men het begrippenapparaat bekijkt zoals dat in één bepaalde natuurlijke taal zijn neerslag heeft gevonden. In het beginsel echter gaat het om verbanden die niet zo sterk aan één taal gebonden zijn maar zoveel mogelijk interlinguaal geldig zijn. En zeker zou het onjuist zijn te menen dat er, naast de beschrijving en analyse van wat in zekere natuurlijke talen bestaat, in het gebouw van de filosofie geen ruimte zou zijn voor de constructie en uitwerking van nieuwe, niet langs ‘natuurlijke’ weg