Dominant attribuut
Onder de titel ‘Veel speelgoed is gevaarlijk’ attendeert Van den Hoek in TABU I, 1/2 op een belangwekkend taalverschijnsel; de verklaring echter, die hij ervan geeft, bevredigt mij niet geheel; ik wil er dan ook grag nog even nader op ingaan.
Het was, meen ik, Dr. A.G. de Man, die als eerste gebruik maakte van de term ‘dominant participium’ ter aanduiding van Latijnse constructies als urbs condita (niet: ‘de gestichte stad’ maar: ‘de stichting van de stad’) Sicilia amissa (niet: ‘het verloren Sicilië) maar: ‘het verlies van Sicilië’).
Hiermee vergelijkbaar is een Nederlandse constructie van het type ‘het voorgenomen huwelijk’, d.w.z. ‘het voornemen om in het huwelijk te treden’; of ook: ‘hoe denkt u over de gekozen minister-president?’ waarmee een hedendaags, politicus wel zal bedoelen: ‘hoe denkt u over het kiezen (nl. door het electoraat) van een minister-president?’ Is dit laatste voorbeeld al dubbelzinnig, komisch wordt het in een formulering, die het A.N.P. onlangs bezigde: ‘Het geringe aantal slachtoffers viel toe te schrijven aan het tactvol optreden van de politie’, waarmee bedoeld werd: ‘Dat het aantal slachtoffers zo gering was........’, of: ‘De geringheid van het aantal slachtoffers........’. Uit dit voorbeeld blijkt tevens, dat dominante functie niet alleen voorkomt bij attributief gebruikte participia, maar ook bij adjectiva; vandaar dat ik de voorkeur geef aan de term: ‘dominant attribuut’. Als het attribuut dominante functie heeft, treedt, wanneer het deel uitmaakt van een meervoudig subject, gewoonlijk geen getalscongruentie op tussen het subject en de persoonsvorm van het verbum, zoals Van den Heok opmerkt; er is dus verschil tussen: