Tabu. Jaargang 1
(1970-1971)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |||||||||||||||
Emancipatie van taalOnlangs vond ik in een (functioneel fluweel-gekaft) boekje van Rudy Kousbroek, ‘De aaibaarheidsfactor’Ga naar voetnoot1), de zin
Zo te zien fungeert hier het datief-object uit de achieve zin als subject in de passieve zin; het Vf is aan dit subject aangepast. Dergelijke functieverschuivingen kunnen zich o.m. voordoen in geval van passieftransformatie van actieve zinnen met een ‘open plaats’. Daar het lijd.vw. wat de inwendige bouw betreft niet meer van het voorzetselloze meew.vw. verschilt (behoudens bij het kunstmatige onderscheid hen-hun in geschreven Nederlands) kan in geval van een open lijd.vw.-plaats het meew.vw. voor een lijd.vw. worden aangezien. Bij passivering wordt dan - begrijpelijk - het ‘nieuwe’ lijd.vw. tot subject gepromoveerd. Ook in een passieve zin kan onzekerheid bestaan over de functie van een constituent. In de zin
kunnen wij aan de vorm ‘de minister’ niet zien of er van een meew.vw. dan wel van een subject sprake is. In geval van pronominalisering kan functieverschuiving aan het licht komen.
In zin 1. is echter geen sprake van een ‘open plaats’. Er moeten dus nog andere oorzaken aan te wijzen zijn voor het gebruik van deze passief-constructie. K. Kooiman geeft in een artikelGa naar voetnoot2) een aantal met 1. vergelijkbare voorbeelden, o.a.
Kooiman constateert ‘dat het Nederlandse volk geen begrip meer heeft van de datief en als bestuurder van een zin nominatief verwacht of aanstelt.’ Hij geeft dus geen andere oorzaken voor het gebruik van de constructie aan.
De vraag komt ook of men al deze zinnen wel kan rekenen tot het A.B.N. Of moet men zonder meer van ongrammaticale zinnen spreken? In het Engels zijn verschoven passief-constructies heel gewoon:
Erik Wellander, aan wie ik de voorbeelden 5. t/m 7. ontleenGa naar voetnoot3), wijst er op dat in het Zweeds, ook al is men in deze taal nog niet zo ver als in het Engels, dergelijke passief-constructies als normaal worden beschouwd. Is dat in het Nederlands nu ook het geval? | |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
In de literatuur over dit onderwerpGa naar voetnoot4) wordt onder meer gewezen op bekende zinnen als
Men kan wel stellen dat deze zinnen deel uitmaken van het A.B.N., maar geldt dit nu ook voor de zin die ik aantrof in ‘De Tijd’ van 1 december j.l.:
(Men kan hier overigens discussiëren over de vraag wat hier de functie is van die)
W.van LangendonckGa naar voetnoot5) heeft een poging gedaan tot classificatie van een grote hoeveelheid zinnen met een verschoven passivum en voert o.a. het streven naar beknoptheid in de zin als mede-oorzaak van het gebruik van de constructie aan. Hij onderscheidt hoofdgroepen, ‘verschoven passiva’ en verdeelt de eerste twee hoofdgroepen weer in respectievelijk twee en vier subgroepen. Het kost enige moeite om de zinnen 1. t/m 10. in Van Langendonck's classificatie onder te brengen. Nog meer moeilijkheden bij het zoeken naar een passend laatje biedt echter een zin uit het Nieuwsblad van het Noorden van 6 november j.l.:
Het lijkt mij dienstig om de classificatie van Van Langendonck aan een nader onderzoek te onderwerpen. Dit wil ik echter voor een volgend Spierinkje bewaren. Dan komen ook nog twee andere punten aan de orde n.l.:
K. Bots-Prince |
|