Vervelend is in dit geval een non-stative adjectief, lang een stative adjectief. Informeler geformuleerd: Het lang zijn is een niet te veranderen eigenschap, het vervelend zijn is wel te veranderen. In een andere betekenis kan vervelend zijn ook een niet te veranderen eigenschap zijn, namelijk wanneer het wordt opgevat als een karaktertrek. Dit verklaart het verschil tussen
13a |
Dat is een vervelende jongen |
13b |
Die jongen is vervelend |
In 13a is sprake van een karaktereigenschap, een ‘dispositie’: vervelend is hier een dispositiebegrip. In 13b is sprake van uit die dispositie voortvloeiend gedrag. De conclusie is, dat vervelend zowel stative als non-stative kan zijn. Er geldt dus een beperking, dat stative adjectieven niet kunnen voorkomen met ...op sommige momenten..... Derhalve is de ‘gedrags’-interpretatie van vervelend in zinnen met de uitdrukking ...op sommige momenten... dwingend.
Dat 2. drie interpretaties heeft en 6. slechts twee wordt verklaard door het feit, dat cocktailparty een gebeursubstantief is in tegenstelling tot jongens. De uitdrukking op sommige momenten... kan daarom ook betrekking hebben op momenten uit de tijdsperiode, waarin de cocktailparty zich afspeelt.
Voor 1. en 4. nemen we nu de volgende onderliggende structuren aan:
A. Een onderliggende structuur met een existentiele kwantor. Zin 1. heeft dan als onderliggende structuur
14. |
E(x) |
[(x is Nederlander) en (x is lang)] |
Deze notatie moeten we lezen als: er is minstens één x zódanig, dat x is Nederlander en x is lang. 14. krijgt als oppervlakterepresentaties 1., 3a en 3b. 4a Heeft een overeenkomstige onderliggende structuur:
15. |
E(x) |
[ (x is een cocktailparty) en (x is vervelend)] |
B. De onderliggende structuur van 4b is:
16. |
A(x) A(p) |
[{(x is een cocktailparty) en (x gebeurt gedurende p)} |
|
E(t) |
[(t is een element van p) en (x is vervelend in t)]] |
te lezen als: Voor alle x geldt, dat voor alle p geldt, dat indien x een cocktailparty is en x gedurende p gebeurt, er dan minstens één moment t is, zodanig, dat t een element van p is en x vervelend is in t.
16. Heeft als oppervlakterepresentaties 2., 4b en 5.
C. De onderliggende structuur van 4c is:
17. |
E(p) A(x) |
[{(x is een cocktailparty) en (x gebeurt gedurende p)} (x is vervelend)] |
met als oppervlakterepresentaties 2., 4c en 5.
De ambiguiteit van zin 2. en 5. is op deze wijze verantwoord. Onafhankelijke motivatie voor het aannemen van een existentiele tijdsoperator is gegeven door Verkuyl (1970). Als beperking geldt nu, dat een stative adjectief niet mag voorkomen onder het bereik van een existentiele tijdsoperator E(t).
G.E. Booij