Raarwoord
Smeerpoets
Wat een raar woord is dat eigenlijk: smeerpoets, met die tegenstelling tussen het vieze smeer van het eerste en het schone poetsen van het tweede deel. Battus zou het in zijn Opperlandse taal- en letterkunde een ‘water-en-vuurwoord’ hebben genoemd, net als basalt, volledig en boosaardig. Een smeerpoets is een ‘morsig mens’, zegt Van Dale. En het is ook een (‘tamelijk gemoedelijk’) scheldwoord voor een ‘kind dat kliedert’.
Ja, maar wat is een ‘poets’? De woordenboeken kunnen er niet veel mee. Wel weten ze allemaal dat smeerpoets in de achttiende eeuw al bestond, en in 1848 algemeen bekend werd door Piet de Smeerpoets, de Nederlandse vertaling, door W.P. Razoux, van Der Struwwelpeter, het beroemde kinderprentenboek van Heinrich Hoffmann.
Wat was die Peter, die ‘der Struwwelpeter’ werd genoemd, voor jongen? Hij weigerde een jaar lang zijn vingernagels te knippen en zijn haar te kammen - dat was alles. Het resultaat is op een plaatje te zien: heksennagels van wel twintig centimeter lang en een enorm afrokapsel. Geen viezerik, geen smeerkees - eerder een Willy Warhoofd, of Willy Wildgroei. ‘Struwwelig’ wordt in het Duits van haren gezegd: verward, wild, ruig, naar alle kanten uitstaand.
Volgens Hoffmann zou het slecht aflopen met kinderen die zo weinig kam en schaar gebruiken. ‘“Foei!” roept ieder die hem ziet, / “Wat zijt gij een smeerpoets Piet!”’ Het bijbehorende plaatje was bedoeld om ongehoorzame kinderen schrik aan te jagen. Maar de tijden zijn veranderd. Mannen dragen parfum en make-up en vrouwen laten hun baard staan - en hebben daar succes mee. Deze Struwwelpeter zou het nu heel goed kunnen doen als androgyne artiest, met zijn meisjesachtige pierrotgezicht met rode blosjes en opgemaakte lippen, zijn rode tuniek tot net boven de knie, de mintgroene maillot en de retro-lakschoen met platte hak. Haren en nagels vormen een unique sellingpoint. Kan volgend jaar zo mee naar het Eurovisiesongfestival.
GUUS MIDDAG