Vernuftig
Pāṇini was niet de eerste grammaticus van het Sanskriet. Hij noemt in zijn grammatica zelf tien namen van geleerden op wier werk hij voortbouwt. Alleen is van dat eerdere werk geen snipper overgebleven, terwijl Pāṇini al snel ijzersterk verankerd werd in de Indiase traditie. Wie het klassieke Sanskriet wilde hanteren, moest zijn werk kennen.
Een van de dingen die Pāṇini's werk zo moeilijk te lezen maken, is de abstractheid ervan. Voorbeelden worden zelden of nooit gegeven, er zijn alleen maar al die vierduizend bars geformuleerde regels. Een ervan is ‘svatantrah karta’. Dat betekent letterlijk ‘handelende-persoon -kartr’. En met iets meer woorden: ‘Wanneer er in de zin een handelende persoon wordt genoemd, dan wordt aan de vorm die deze persoon in de zin uitdrukt, het achtervoegsel -kartr toegevoegd.’ Dat die korte formule deze betekenis heeft, valt af te leiden uit de precieze plaats waar de regel staat te midden van de andere.
Want dat is een van de vernuftige uitvindingen van Pāṇini. Door betekenis te geven aan de plaats waar een regel precies staat, wordt maximale compactheid bereikt. Regels over achtervoegsels werden bij elkaar geplaatst, zodat er niet in iedere regel hoefde te worden uitgelegd dat het hier om een achtervoegsel ging.
Waarom die compactheid indertijd precies belangrijk was, weten we niet. In ieder geval heeft de vorm van Pāṇini's grammatica de ontwerpers van computertalen in de twintigste eeuw sterk beïnvloed. De standaardvorm waarin iemand opschrijft wat voor instructies er in zo'n computertaal wel of niet kunnen worden uitgevoerd, doet nog steeds erg denken aan de manier waarop Pāṇini de regels van zijn grammatica gaf.