Gezeken
Theoretici die ervan uitgaan dat taal almaar regelmatiger wordt, denken dat sterke werkwoorden zullen verdwijnen. En op het eerste gezicht lijkt dat ook zo. Nieuwe werkwoorden worden altijd zwak vervoegd (googelde), en oude werkwoorden veranderen soms van sterk naar zwak: denk bijvoorbeeld aan de verleden tijd dorst van durven, die tegenwoordig steeds minder voorkomt, omdat mensen nu durfde zeggen.
‘Het is een heel geleidelijk proces, dat al 2000 jaar duurt, en nog steeds is niet alles zwak’, zegt Strik. ‘Maar het idee dat het om regelmatig tegen onregelmatig gaat, is een beetje een misvatting. Het is eerder zo dat er verschillende soorten regelmaat zijn, die met elkaar concurreren.’
Om dit te laten zien kijkt Strik ook naar werkwoorden die van zwak naar sterk veranderen. Hij noemt het volkomen normale vroeg (van vragen): ‘In literatuur van voor de negentiende eeuw lees je nog regelmatig vraagde. Zo'n zwak-sterk-verandering komt niet heel veel voor, maar toch wel een paar keer per eeuw.’ Neem bijvoorbeeld het werkwoord zeiken, dat vroeger zwak vervoegd werd (zeikte - gezeikt), maar tegenwoordig vaker sterk is (zeek - gezeken). Men neemt aan dat er in dit soort gevallen sprake is geweest van verandering op basis van analogie: mensen modelleren een woord (in dit geval dus zeiken) naar een specifiek ander woord omdat het daarop lijkt, bijvoorbeeld rijden (reed gereden). Strik analyseert de uitkomsten van zijn historische onderzoek aan de hand van zogeheten analogische modellen. Toch moeten we wel voorzichtig zijn met dat begrip ‘analogie’, benadrukt hij. Vaak vertoont een woord overeenkomsten met meer dan één ander woord. Zeiken lijkt bijvoorbeeld niet alleen op rijden, maar ook op prijken, dat wél zwak vervoegd wordt. Er zijn dan meerdere analogieën met elkaar in conflict, en we weten nog niet waarom het ene patroon het dan wint van het andere.