Proftaal
Geestige grammatica
In mei van dit jaar publiceerde het satirische magazine De Speld een bericht met de titel ‘Tegenwerkend voorwerp is plaag voor banaan taalgebruikers’. Het ‘tegenwerkend voorwerp’ zou een zinsdeel zijn dat zich op onvoorspelbare plaatsen in de zin bevindt om daar de betekenis te verstoren (het woord banaan in de titel bijvoorbeeld). Niet helemaal origineel, zo'n verzonnen term (de cabaretier Hans Teeuwen bedacht al eens de term onwelvoeglijk voornaamzetsel), maar toch erg geestig, niet in de laatste plaats door de vele voorbeelden waarmee het bericht doorspekt was (‘... het werpt Oostenrijk-Hongarije zich ongevraagd op in een zin’).
De website van Onze Taal reageerde met een oproep: wie kent er meer van zulke verzonnen grammaticale termen? Een van de reageerders kwam aanzetten met insubordinatieve bijzin, een woordspeling op de taalkundige termen voor nevenschikking (coördinatie) en onderschikking (subordinatie). Ook leuk, maar de werkelijkheid is altijd gekker dan de fantasie: de term insubordinatieve bijzin bestaat echt. Het is een term van de Australische taalkundige Nick Evans, voor een bijzin die gebruikt wordt als hoofdzin. De Leidse taalkundigen Ronny Boogaart en Kim Verheij schreven nog in 2013 over Nederlandse voorbeelden als ‘Dat jij dat durft!’ en ‘Als je dat maar uit je hoofd laat!’ Eigenlijk bijzinnen, maar als hoofdzin gebruikt.
De moderne taalkunde grossiert trouwens in frivole benamingen voor grammaticale verschijnselen. Wat dacht u bijvoorbeeld van de Engelse term pied piping, afgeleid van Pied Piper, het sprookje van de rattenvanger van Hamelen? In het Nederlands zou je dit moeten vertalen als ‘meefluiten’. De term heeft betrekking op zinnen als ‘Ik heb niet daarop gerekend.’ Daarin kun je het woordje daar voorop plaatsen (‘Daar heb ik niet op gerekend’), maar het woordje daar kan ook het bijbehorende op ‘met zich meefluiten’: ‘Daarop heb ik niet gerekend.’ De ‘meefluitconstructie’. Ik verzin het niet.
En wist u dat zinnen vol zitten met ‘eilanden’? Dat zijn woordgroepen waaruit je geen enkel element kunt verplaatsen. Neem een zin als ‘Hij heeft jou verteld waarom hij wie vermoord heeft.’ De bijzin ‘waarom hij wie vermoord heeft’ is zo'n eiland. Terwijl je in andere zinnen het woordje wie helemaal voor aan de zin zou kunnen zetten, kan dit woordje niet ontsnappen van het eiland: ‘Wie heeft hij jou verteld waarom hij vermoord heeft?’ is een onmogelijke zin.
Er zijn ook taalkundigen die vinden dat alle bijzinnen eigenlijk eilanden zijn, maar dat sommige een ‘ontsnappingsluikje’ hebben (dat is echt het woord daarvoor: escape hatch). Als je in de eilandzin waarom vervangt door het ontsnappingsluikje dat (‘Hij heeft jou verteld dat hij wie vermoord heeft?’), dan kan wie ineens wel ontsnappen: ‘Wie heeft hij jou verteld dat hij vermoord heeft?’
De taalkundige werkelijkheid is dus eigenlijk veel geestiger dan de satire. En die tegenwerkende voorwerpen? Tja, die bestaan ook gewoon. Alleen heten ze ‘tussenwerpsels’.
DE TAALPROF