| |
‘Herken je geen structuur, dan haak je af’
Taalkundige en muzikant Dicky Gilbers over parallellen tussen taal en muziek
Jan Erik Grezel
Hoe verwerken wij muziek in ons hoofd? En taal? Daar blijken grote overeenkomsten tussen te bestaan. Betekent dit dan ook dat luisteren naar muziek bijdraagt aan de taalontwikkeling? Is Bach bijvoorbeeld goed voor baby's?
Foto: Tom Croes
‘Ons zoontje van 19 maanden is dol op praten, rijmpjes, liedjes en muziek - van carnaval tot Mozart’, schrijft een ouder op de website Ouders online. ‘Hij “speelt” ook graag op de piano. Daarbij koppelt hij tonen aan waarnemingen. Zo slaat hij op de laagste toetsen van de piano en zegt, met lage stem: “Broem broem motor.” Of hij doet iets met de hoge tonen, en zegt: “Voveltje.”’ Naar aanleiding hiervan stelt een andere ouder twee vragen: Liggen muzikaliteit en spraak dicht bij elkaar? Heeft het stimuleren van het gehoor door muziek invloed op de spraakontwikkeling?
Het is een aantrekkelijke gedachte: laat een baby veel muziek horen, dan zal het met de taalontwikkeling ook wel gesmeerd lopen. Taal heeft immers wezenlijke elementen die ook kenmerkend zijn voor muziek: ritme, toonhoogte, melodie en intonatie. Die elementen geven we extra nadruk als we met een zuigeling ‘praten’. Wát we zeggen is minder belangrijk dan de manier waarop. De muziek in onze stem zal een baby wel beter begrijpen dan woorden uit een woordenboek.
| |
■ Talent
De liedjes die we peuters laten horen bestaan meestal uit halve onzinzinnetjes op rijm met een eenvoudige melodie. Maar ze gaan vaak een leven lang mee: ‘Hannes loopt op klompen, zimpe, zampe, zompe’, ‘Hop hop hop, paardje in galop.’ En als een kind dat thuis niet hoort, dan krijgt het meteen in groep 1 van de basisschool met die versjes te maken. De hele klas zingt, klapt en beweegt dan op tekst en melodie. Taal en muziek gaan er hand in hand.
Zijn taal en muziek ook verweven in ons brein? Er zijn talloze voorbeelden
| |
| |
van beroemdheden die in beide uitblinken. De Poolse pianovirtuoos Piotr Anderszewski spreekt bijvoorbeeld vloeiend Hongaars, Pools, Frans en Engels, vier talen uit verschillende families. Willekeurige voorbeelden van eigen bodem: Constantijn Huygens sr. (1596-1687) was onder andere componist en een taaltalent. Ook de schrijver Menno ter Braak (1902-1940) had een opmerkelijke aanleg voor zowel taal als muziek. ‘Als hij voor de piano ging zitten, speelde hij alles uit zijn hoofd zonder hierin les gehad te hebben’, herinnert een klasgenote zich. Maar individuele gevallen van genialiteit vormen geen enkel bewijs. Wél roepen ze een vraag op over de mogelijke kruisbestuiving van taal en muziek in ons hoofd.
Wat gebeurt er in de hersenen als we taal of muziek horen? Is er bijvoorbeeld één specifiek hersendeel betrokken bij de verwerking van taalklanken en muziektonen? Als we een goed beeld hebben van het verband tussen taal en muziek, heeft dat ook praktische implicaties. Muzikale scholing zou misschien kunnen helpen als je een nieuwe taal leert. Genoeg redenen voor wetenschappers om na te gaan wat de aard van die relatie is.
| |
Klemtonen en harmonieën: voorkeuren
In het Nederlands leggen we in een woord van twee lettergrepen graag de klemtoon op de eerste lettergreep. Bij zeer jonge kinderen is die voorkeur al aan te tonen. Een peuter zegt gemakkelijk het woord appel na, maar banaan wordt naan. Het woord banaan heeft als leenwoord de klemtoon op de tweede lettergreep. In de peuterversie naan valt die toch op de eerste. In de manier waarop volwassen Nederlanders leenwoorden aanpassen zie je dezelfde voorkeur. Parfum heeft oorspronkelijk de klemtoon op fum, maar wij leggen die - als we niet snobistisch willen klinken - op pár. Hetzelfde gebeurt met het woord nárcis.
In muziek zie je iets vergelijkbaars, volgens Dicky Gilbers van de RU Groningen. ‘In het westen geven we de voorkeur aan harmonieën - een combinatie van klanken. Aziatische culturen gebruiken daarentegen een basistoon van waaruit zich een melodielijn ontwikkelt: “prolongatie”, heet dat in de muziek. Westerlingen vinden zoiets al snel saai, hoewel je het ook meditatief kunt noemen. De voorkeur voor het een of het ander is een cultuureigen manier om taal en muziek te structureren en te begrijpen.’
| |
■ Patatje
‘Zelfs al zou je zo'n verband tussen taal en muziek aantonen, dan hoeft dat nog geen oorzakelijk verband te zijn’, waarschuwt dr. Dicky Gilbers, universitair hoofddocent linguïstiek aan de Rijksuniversiteit Groningen en toetsenist in een lokale popband. Hij doet al jaren onderzoek naar de structurele overeenkomsten tussen taal en muziek. ‘Het is als met studies over de gezondheid van wijndrinkers. Wie twee glazen wijn per dag drinkt, blijkt gezonder dan wie geen wijn drinkt. Maar mensen uit de eerste categorie eten misschien ook bewuster, terwijl mensen uit de tweede groep elke dag een patatje halen en bier drinken.’
Zo kun je wellicht ook vaststellen dat mensen die veel aan muziek doen, meer succes hebben als ze een nieuwe taal leren dan wie niet muzikaal geschoold zijn. ‘Maar daarmee toon je nog niet aan dat muziekbeoefening het verschil veroorzaakt. Wél kun je laten zien dat iemand die goed toon kan houden ook beter intonatiepatronen in een nieuwe taal onderscheidt.’ Dat ontdekte een van zijn studenten bij een afstudeeronderzoek.
Tijdens colleges over het verband tussen taal en muziek wijst Gilbers zijn studenten eerst op de verschillen. ‘Met taal draag je betekenis over. In muziek lukt dat niet. Op de piano kun je geen mededeling spelen als: “Het toilet is eerste gang links, derde deur rechts.” Emoties overbrengen gaat in taal ook directer. Je hoort echt wel aan mijn stem of ik boos ben. Bij muziek is de emotie die je als luisteraar ervaart, heel persoonlijk. Als je hardrock hoort, word je daar misschien heel vrolijk van, terwijl de gitarist zijn agressie kwijt wil.’
| |
■ Versiersel
Er is nog een ander verschil tussen taal en muziek, en dat heeft te maken met de plaats in de hersenen waar beide worden verwerkt. Gilbers: ‘Vroeger werd gedacht dat muziek rechts zat en taal links. De laatste inzichten zijn weliswaar dat er grotere hersengebieden betrokken zijn bij taal en muziek, maar die gebieden zijn niet precies hetzelfde. Dat blijkt ook uit onderzoek naar afasiepatiënten. Hun spraakvermogen is aangetast, maar hun muzikaliteit is nog intact. Het omgekeerde komt eveneens voor. Bij mensen met “amusia” - dat zijn mensen die bijvoorbeeld een bekend deuntje niet herkennen - is het taalvermogen ongeschonden.’
Toch zijn er volgens Gilbers ook sterke overeenkomsten tussen taal en muziek. Die vindt hij vooral in de structuur. Kort gezegd: taal en muziek hebben eenzelfde soort ‘grammatica’. Die bestaat uit voorkeurregels. ‘In het Nederlands leggen we bij tweelettergrepige woorden het liefst de klemtoon op de eerste lettergreep [zie het kader hieronder]. En in muziek vinden we bepaalde noten beter bij elkaar passen dan bij andere: de c bij de g en niet bij de b. Dat komt doordat de tijdsduur van twee trillingen van een c precies even lang is als de tijdsduur van drie trillingen van een g. Voor onze hersenen is zo'n combinatie c-g makkelijker te verwerken dan een combinatie c-b, waarin de
| |
| |
trillingen niet goed bij elkaar passen. Dankzij onze voorkeuren kunnen we als luisteraar onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken. We proberen meteen een patroon te herkennen. Bij het luisteren stellen we vast wat belangrijk is en wat versiersel. Op die manier structureert ons brein de wereld om ons heen. Dat doen we bij taal, bij muziek, maar bijvoorbeeld ook als we naar ballet kijken.’
Dicky Gilbers, universitair hoofddocent linguïstiek aan de Rijksuniversiteit Groningen: ‘Net als bij muziek hoor je bij taal wat belangrijk is en wat versiersel.’
Foto: Jeroen van Kooten
‘Taal en muziek bestaan beide uit bouwsteentjes die op zichzelf geen betekenis hebben: een noot, een klank.’
| |
Taal een bijproduct van muziek?
Eind jaren negentig veroorzaakte de vermaarde psycholinguïst Steven Pinker een controverse onder wetenschappers over muziek en de wortels van ons taalvermogen. Muziek is evolutionair gezien een nutteloos bijproduct van taal, stelde hij. Heel wat onderzoekers neigen tegenwoordig naar het tegendeel: taal is wellicht uit muziek ontstaan.
De bekendste verdediger van deze visie is de Britse antropoloog Steven Mithen. In zijn boek The Singing Neanderthals (2005) voert hij allerhande bewijsmateriaal aan voor zijn standpunt: in de prehistorie is muziek, maar met name zang, een belangrijk middel geweest om groepssolidariteit te kweken. Vanuit die activiteit is de menselijke taal ontstaan, en zo kregen taal en muziek gemeenschappelijke elementen: ritme, toonhoogte, intonatie.
De laatste jaren verschijnen er steeds meer publicaties over onderzoek waaruit blijkt dat muzikale aanleg of scholing - toegespitst op die elementen - helpt bij taalontwikkeling. De Amerikaanse neurowetenschapper Nina Kraus bracht onlangs onderzoeksresultaten naar buiten die laten zien dat mensen met een goed ritmegevoel ook beter zijn in taalverwerking.
| |
■ Bouwsteentjes
Gilbers laat op de computer een frivool stukje jazz horen, en met een paar muisklikken ontdoet hij dat van alle franje, totdat er alleen een kaal motief te horen is. Ook een sonate van Mozart moet eraan geloven. Op dezelfde manier ontleedt hij het woord Mississippidelta. ‘Onbewust ben je, als je zo'n woord hoort, op zoek naar de belangrijkste lettergreep: sip in het eerste deel, maar del van delta in het hele woord. Zo breng je structuur aan in de klankenreeks. Herken je die structuur niet, dan haak je af. Ik laat studenten weleens een tekst horen die met een verkeerde intonatie is uitgesproken. Ze herkennen dan geen patroon en begrijpen er niets van. Mét de juiste intonatie uitgesproken is de tekst wel goed te begrijpen. Net als bij muziek hoor je namelijk wat belangrijk is en wat versiersel.’
Niet alleen in die hiërarchische structuur lijken taal en muziek op elkaar, ook in de manieren waarop wij losse elementen samenvoegen. ‘Taal en muziek bestaan beide uit bouwsteentjes die op zichzelf geen betekenis hebben: een noot, een klank. Maar in de combinatie van de elementen ontstaat er bij muziek een melodie en in taal een zin met betekenis. De overeenkomst tussen taal en muziek is dat wij met die elementen kunnen spelen. We kunnen er iets nieuws uit scheppen. Dieren kunnen dat niet. Die communiceren wel met geluid, zoals orka's, maar ze gebruiken een afgerond geheel. De afzonderlijke tonen kunnen ze niet samenvoegen tot iets met een nieuwe betekenis. Mensen kunnen wél een unieke melodie of zin bouwen met de elementen.’
| |
■ Variaties
Nog een overeenkomst: in taal en muziek variëren we op vergelijkbare wijze binnen de gegeven grenzen. Die variaties hebben ons verschillende taalfamilies gebracht, en allerlei muzieksoorten. Gilbers: ‘Het grootste contrast dat je met taalklanken kunt maken, is dat tussen de p - mond dicht, een plofklank - en de a (mond wijdopen, als bij de dokter). Er is geen taal zonder aan de ene kant een plofklank en aan de andere kant een volle, open klinker. Het verschil tussen talen wordt gemaakt door de manier waarop we tussen die uitersten allerlei variaties hebben bedacht. In het Nederlands onderscheiden we bijvoorbeeld de l- en r-klank tussen die uitersten. Die zorgen voor verschil in betekenis tussen rat en lat. Chinezen en Japanners kennen dat verschil niet en gebruiken andere klankvormen om betekenis te onderscheiden.’
‘Datzelfde zie je in muziek. Je hebt in alle culturen het octaaf - huiselijk gezegd het verschil tussen de lage en de hoge “do” in het bekende “do-re-mi”. Maar in het Westen delen we het octaaf anders op dan in Aziatische landen. Daarom “begrijpen” wij die Aziatische muziek ook niet goed. Op hun beurt kunnen mensen uit bijvoorbeeld Nieuw-Guinea onze toonhoogte-intervallen van majeur en mineur niet horen. Je ziet in wezen hetzelfde bij de Italiaan die op
| |
| |
Nederlandse les steeds “iek” zegt in plaats van “ik”. De docent wijst terecht: “Je moet niet “iek” zeggen, maar “ik”.” Waarop de Italiaan vertwijfeld roept: “Maar iek zeg toch “iek”!” Hij hoort het verschil niet tussen de i en de ie, want het Italiaans maakt geen betekenisonderscheid tussen beide klanken. Dus de kaders liggen vast, maar hoe mensen daarbinnen variëren, verschilt per taal en cultuur.’
| |
■ Open vraag
Brengt de kennis over de structurele overeenkomsten tussen taal en muziek ons nu dichter bij een antwoord op de eerder gestelde vraag: hebben taal en muziek een positieve invloed op elkaar in onze hersenen? ‘Ik heb twee scripties begeleid over onderzoek naar de wisselwerking tussen muziek of muzikale scholing en taalverwerving. In het ene geval toonde de student aan - met een slag om de arm - dat mensen die goed wijs kunnen houden ook de intonatie bij een tweede taal beter onder de knie krijgen. In een ander onderzoek zocht een student naar het effect van het gebruik van muziek bij het leren van intonatie en klemtoon in het Spaans. Dat effect vond zij niet, maar het onderzoek was eigenlijk te kleinschalig. Bovendien geldt hier waar ik eerder op wees: er mag een verband zijn, maar dat wil niet zeggen dat muzikale ervaring regelrecht leidt tot betere taalbeheersing. Het blijft voorlopig speculatie.’
Ook Paula Fikkert, hoogleraar eerstetaalverwerving aan de Radboud Universiteit Nijmegen, houdt zich op de site Ouders online op de vlakte als zij de vraag over het musicerende zoontje van 19 maanden beantwoordt. Liedjes zingen is natuurlijk een goed middel voor de taalontwikkeling, stelt ze: ‘Veel kinderen onthouden de tekst van liedjes beter dan van rijmpjes, omdat bij liedjes zowel het rijm als de melodie daarbij helpt. Vaak kunnen kinderen in liedjes ook langere zinnen en complexere woorden gebruiken dan in spontane spraak. In die zin stimuleren liedjes de taalverwerving.’ Maar of muziek zónder tekst de taalontwikkeling stimuleert, blijft volgens haar nog een open vraag. Zij waarschuwt ten slotte voor de confrontatie met het ingewikkelde en onbekende. Geen Bach voor baby's? ‘Kinderen luisteren liever naar het bekende. Ze willen vaak steeds hetzelfde liedje of verhaaltje horen. Dat helpt hen om inzicht te krijgen in de structuur van taal, muziek en de wereld om hen heen.’
|
|