Iktionaire
25 jaar Turbotaal
Deze maand is het 25 jaar geleden dat mijn boek Turbotaal verscheen. Veel van wat toen seizoensmode leek, is nog steeds in zwang. En hoe langer die woordjes van toen voortbestaan, hoe langer ze vermoedelijk ook al vóór die tijd bestonden. In hun ‘geboortejaar’ (1987) waren ze misschien al in de puberteit.
Op een feestje, in Nederland, sprak ik een expat. Woont al dertig jaar afwisselend in Londen en Moskou. ‘Wat mij opvalt,’ zei ze, ‘is dat gebruik van die.’
‘Die?’
‘Ja, “die Van Marwijk”, “die Smeets”, “die Moszkowicz”. Wat is dat, dat hoor ik ineens.’
Toen de Griekenland-crisis was uitgebroken en in Brussel koortsachtig reddingsplannen werden opgesteld, twitterde ik: ‘Zo'n euro-correspondent, die bijna schaterend roept dat hij die drie A4-tjes van het Griekenland-pakket natuurlijk niet heeft gelezen.’
‘Vanwaar dat “zo'n”?’, vroeg een collega-tweep.
Inderdaad, dat is net zoiets.
‘Hm, een interessante observatie’, zei ik tegen de expat, mijn niet bestaande sik in model strijkend, en ik dacht er even over na. ‘Tja, het heeft iets vingerwijzends, het is half beschuldigend. Díé, daar, dat is hem, díé heeft het gedaan! Je dissocieert je.’
De expat knikte dankbaar.
‘En je verandert subject in object.’
De expat, een broze, goed verzorgde vrouw, had een knikje gemaakt en wilde zich al uit de voeten maken, maar spoedde zich terug voor het vervolg. ‘Je praat over een mens als over een ding, en dat vormt een soort alibi voor kilheid.’
De vrouw boog opnieuw en verliet achterwaarts de kamer. Ik had haar niet teleurgesteld.
Mij stond vaag bij dat het ook in Turbotaal voorkomt. Kan zijn, dacht ik, maar vast niet met zo'n trefzekere, ragfijne duiding, geworteld in een lange levenservaring.
Thuis zocht ik het op.
‘Ook cynisme moet weer kunnen. Het aanwijzend voornaamwoord die is een klein, veelzeggend voorbeeld. De trendsetter zegt niet: “We moeten Wim de Vries eens bellen”, hij zegt: “We moeten die Wim de Vries eens bellen.” Wim de Vries is een mens, “die” Wim de Vries is een van meerdere Wimmen de Vries, een inwisselbaar object dus. Ook een wordt wel gebruikt (...). “Ik noem een Wim de Vries.”’
Tja. Het scheelt niet veel. De bewoordingen zijn anders (ik zou nu dus en wel weglaten), maar toch, de gedachte komt sterk overeen.
Ouder worden is hetzelfde telkens nét even anders bekijken. Een soort mentaal rumineren. Door het kauwen denk je dat er vooruitgang gemaakt wordt, maar je kauwt telkens op hetzelfde.
Jan Kuitenbrouwer