Raarwoord
Zorb
Guus Middag behandelt opmerkelijke woorden, oud en nieuw.
Ik kwam de zorb zomaar tegen in het woordenboek. Een zorb is een ‘bal waar een persoon staande in past met daaromheen een met lucht gevulde buitenbal die dient om schokken te dempen, waarin men zich van hellingen laat afrollen’. Dit zijn de momenten waarop je snapt waarom het beeldwoordenboek ooit is uitgevonden. Dus ging ik gauw naar het grote beeldwoordenboek dat internet is. Daar vond ik meteen honderden zorbs. Grote doorzichtige plastic pretballen, waar je lekker mee van een zachte glooiing af kunt rollen. Op alle foto's scheen de zon. Overal was het gras groen. Iedereen lachte. Jongens en meisjes. Zorbing is fun. De bakermat is Nieuw-Zeeland, de voertaal is Engels. Door lichte oneffenheden kan ‘rolling’ soms overgaan in ‘bouncing’, las ik. Dat was het moment waarop Aad en Tedje zich opeens weer in mijn geheugen meldden.
Haagse Aad en zijn vriend Tedje (van Es), twee typetjes van Kees van Kooten en Wim de Bie, deden in 1978 al aan een vorm van zorbing: bouncing, op zijn Haags uitgesproken, als ‘bahncing’. Ze vouwden zich op in een oliedrum, lieten hun collega het vat afsluiten en dan rolden ze, liefst in een licht glooiend terrein, over de weg - totdat het onbestuurbare vat ergens tot stilstand kwam. Je zag niks, en je kwam er geradbraakt weer uit, maar toch was bouncing, althans volgens de commentator, ‘een nieuwe manier om er in deze jachtige tijd eens helemaal uit te zijn’. Natuurlijk waren er altijd sensatiebeluste toeschouwers die hoopten, aldus Tedje, ‘dat er eens een bahncah uit zijn drum klettûht’, maar volgens hem was het niet gevaarlijker dan schaken. Naast de ‘flat roll’ waren er nog de avontuurlijker disciplines ‘cross bouncing’ (over een natuurlijk bostraject) en ‘free jumping’ (waarbij de bouncer door zijn collega met een grote zwaai door de lucht van een hoge steile helling wordt geworpen). Nu weten we wel wat ‘zorbing’ is. ‘Zorbing’ is bahncüh voah mietjûhs.
Guus Middag