| |
| |
| |
Mariëtte Baarda
‘Kamerleden waren mijn leerlingen niet’
Uit de klas [3]: Gerdi Verbeet
Nogal wat bekende Nederlanders en Vlamingen hebben voor de klas gestaan als leraar Nederlands. Verdwijnt die leraar ooit uit hen? In de serie ‘Uit de klas’ komen bekende oud-docenten Nederlands aan het woord over hun tijd voor de klas, en over hoe die doorwerkt in hun huidige werk. Deze keer: scheidend Kamervoorzitter Gerdi Verbeet.
Foto: Iris Vetter
Als Gerdi Verbeet door het gangenstelsel van de Tweede Kamer loopt, heeft haar tred iets koninklijks. Ze groet voorbijgangers, informeert kort naar hun welzijn. Het is duidelijk dat ze al een tijdje meegaat in politiek Den Haag. In 2001 begon ze als Kamerlid voor de PvdA, vijf jaar later werd ze Kamervoorzitter, een functie waar ze deze maand een punt achter zet.
Op haar kamer praten we even over Jeroen Hennemans portret van Beatrix, dat aan de muur hangt. Maar ineens heeft het lang genoeg geduurd; als Kamervoorzitter is Verbeet zich bewust van iedere minuut die weglekt. ‘Ga je gang’, zegt ze kordaat. ‘Het uur is zó voorbij.’
Hoe was de weg van lerares Nederlands op een mavo in de Amsterdamse Pijp naar Kamervoorzitter?
‘Allereerst was er mijn fascinatie voor taal. Als kind was ik dol op lezen, maar nog liever verzon ik toneelstukjes. Verhalen vertellen was in ons gezin belangrijk, misschien omdat we Amsterdammers waren. Van die “evergreens”, die steeds mooier werden; de kabeljauw van drie meter. Daarnaast had ik als kind een sterke sensor voor dingen die in mijn ogen niet klopten. Daar hield ik mijn mond dan niet over. “Hoor eens,” zei ik dan, “ik vind dat niet eerlijk”, of: “dat kan beter.” Al snel ging men mij dan vragen: “Zou je ons niet willen helpen om het op te lossen?”’
| |
■ Leerlingenraad
‘Ik vond het ook altijd heerlijk om anderen te helpen, kan me niet anders herinneren dan dat ik op de lagere school tussen de middag de juffrouw hielp met het extra uitleg geven aan de kinderen. Een soort huiswerkbegeleiding, maar dan voor mijn eigen klasgenoten. Ik vond dat leuker dan buiten spelen.’
Dat is wel bijzonder. Lesstof uitleggen vereist toch een abstractievermogen dat zich meestal pas later in je leven ontwikkelt.
‘Ik kwam uit een onderwijzersgezin en was van jongs af aan gewend om mijn moeder te helpen met nakijkwerk. Ik mocht dan de correcties doen aan de hand van voorbeeldbladen. Op de middelbare school beoordeelden we samen de opstellen; we gaven dan beiden een cijfer en het gemiddelde was het uiteindelijke cijfer voor het opstel. Voor mijn vader, docent Frans, corrigeerde ik ook altijd. Dat ik in het onderwijs zou belanden, was voor mij een uitgemaakte zaak. Politiek vond ik als puber interessant, maar ik had geen idee hoe je daarin terecht zou moeten komen. Toch raakte ik in mijn leven als vanzelf betrokken bij de organisaties om me heen: op de middelbare school was ik lid van de leerlingenraad, eerst als abactis, oftewel secretaris, later als praeses (“voorzitter”); op de school van mijn kinderen zat ik in de oudercommissie, en toen ik een flatje betrok, richtte ik met andere
| |
| |
bewoners een vereniging van huurders op. Die functies vloeiden voort uit het eerdergenoemde oog voor verbetering. En zo belandde ik via omwegen in 2001 voor de PvdA in de Tweede Kamer.’
| |
■ Kapsel van Graus
Ruim tien jaar hebt u hier rondgelopen, waarvan de laatste vijf jaar als voorzitter. Waar moet een Kamervoorzitter vooral op letten?
‘Dat hij op de bal speelt, niet op de man. Toen ik een keer tegen Marijnissen zei dat hij wat “langdradig” was, was hij daar boos over - en terecht. Een voorzitter moet in zo'n geval zoeken naar objectievere instrumenten, bijvoorbeeld: “We moeten afronden, uw tijd is om.” Een enkele keer maak ik een persoonlijker opmerking. Zo zei ik ooit iets minder vleiends over het kapsel van Dion Graus.’
Verbeet doelt daarmee op het moment dat ze het PVV-Kamerlid per ongeluk aansprak met ‘mevrouw’, waarna zich de volgende dialoog ontspon:
Graus: ‘Voorzitter. Ondanks mijn lange haren wil ik... ’ |
Verbeet: ‘U staat niet op mijn lijstje, vandaar. O ja, u staat er toch op. Maar het mag best korter.’ |
Graus: ‘Mevrouw de voorzitter...’ |
Verbeet: ‘Ik doel natuurlijk op de lengte van uw inbreng!’ |
Graus: ‘Voorzitter. Ik wil graag een van mijn ridderlijke kenmerken zo laten, als u het niet erg vindt.’ |
Verbeet, terugblikkend: ‘Dat was natuurlijk vrij onschuldig. Toch moet je daarmee uitkijken. Je plukt dan toch bloemen langs het ravijn.’
Is dat de gewetensvolle lerares in u? ‘Die vergelijking ligt voor de hand, maar dat gaat 'm toch niet worden. Niet-leraren op de voorzittersstoel doen hetzelfde als wat ik deed. Mijn leservaring hielp misschien om overzicht te houden, maar daarmee is ook alles gezegd. De Kamerleden waren mijn leerlingen niet, ik had geen gezagsrelatie met hen. Ik was de “primus inter pares”; ik had dezelfde rechten als iedereen, maar een iets ander takenpakket. Ik voerde de afspraken uit die door de meerderheid gemaakt waren.’
Welke ervaringen nam u mee uit uw docentschap?
‘Ik snap dat men graag zulke verbanden legt, maar het werk als Kamervoorzitter is toch wezenlijk anders. Weliswaar ben ik bij wijze van spreken “achter in de klas” opgegroeid, en is het onderwijs in die zin mijn biotoop - maar uiteindelijk heb ik maar vier jaar daadwerkelijk lesgegeven. Bij vrouwen zijn de mensen nogal eens geneigd in clichés te denken: de secretaresserol, de lerarenrol, de “pleegzusterbloedwijn-rol”. In de klas was ik leidend, hier probeerde ik het democratisch proces volop de ruimte te geven.’
‘Je moet voortdurend beseffen dat taal subjectief is, en dat je er niet bent om anderen je eigen norm op te leggen.’
| |
■ Bitch
Enkele langgerekte belsignalen doorsnijden Verbeets betoog. Ze lijkt het niet op te merken.
Wat horen we nu eigenlijk?
‘Bellen die aankondigen dat een debat geschorst wordt of begint.’ Dan, glimlachend: ‘Misschien dat die vaak gelegde associatie met het leraarschap ook wel te maken heeft met die bel die hier steeds afgaat. Een interviewer merkte ooit op: “Die bel is hier nog harder dan op het schoolplein; blijkbaar hebben Kamerleden forsere maatregelen nodig dan pubers...!” Dat is dan vooral uw eigen associatie, denk ik dan. Die bel heeft hier een wezenlijk andere functie.’
In welke zin is uw taalgevoel van pas gekomen bij het voorzitterschap?
‘Ik leerde snel dat er niet zoiets bestond als “goed” of “fout” taalgebruik. Hoe men in de Kamer spreekt, is een afspiegeling van de samenleving. De grens tussen taalverruwing en taalvernieuwing is daarbij vaag. Ter voorbereiding van dit gesprek heb ik eens laten uitzoeken welke politieke uitdrukkingen in de Kamer de afgelopen honderd jaar van karakter zijn veranderd. Dan blijkt dat woorden die vroeger grof waren, normaal zijn geworden, en vice versa. Voor de oorlog mocht je schijnvertoning gerust gebruiken, maar lag grappenmaker gevoeliger. Leugenaar werd nu eens gedoogd, dan weer niet. Nonsens, slinks: ook beladen woorden. En buiten de Kamer: de uitdrukking bitch heeft de laatste tijd een positieve bijklank gekregen, terwijl bijdehand - een woord dat ik vroeger graag gebruikte voor iemand die zijn mondje kon roeren - negatief is geworden.’
Als voorzitter moet je dus een uitstekend taalgevoel hebben, wil je kunnen beoordelen of uitspraken geoorloofd zijn of binnen de context passen. ‘Je moet voortdurend beseffen dat taal subjectief is, en dat je er niet bent om anderen je eigen norm op te leggen. De kiezer kiest niet alleen voor Kamerleden of partijen, hij kiest ook voor de manier waarop ze een bepaald gedachtengoed vertolken.’
Zijn er woorden waar partijen het monopolie op hebben?
‘Rentmeesterschap is een typische CDA-uitdrukking. Of subsidiariteit: alles wat gezinnen zelf kunnen, niet aan de gemeente overlaten, gemeentelijke zaken niet op het bordje leggen van de provinciale overheid, enzovoort. Begrippen als tweedeling en verdelingsvraagstukken komen meer voor in het linkerdeel van de Kamer.’
| |
Gerdi Verbeet
Gerardina Alida (Gerdi) Verbeet (18 april 1951, Amsterdam) studeerde na het gymnasium enkele jaren sociale geografie. Na een studieonderbreking van een aantal jaar haalde ze in 1980 haar mo-A-diploma Nederlands. In datzelfde jaar nam ze een betrekking aan als docent-examinator in het volwassenenonderwijs, later kwam daar een baan als docent Nederlands aan het Amsterdamse Berlage Lyceum bij.
Vanaf 1984 vervulde Verbeet diverse bestuurlijke en coördinerende functies, alvorens eind 2001 aan te treden als Tweede Kamerlid voor de PvdA. In 2006 begon haar loopbaan als Kamervoorzitter. Hiervoor werd Verbeet in 2010 herkozen.
Samen met haar partner, oud-PvdA-fractievoorzitter en ex-staatssecretaris Wim Meijer, heeft ze zes kinderen en zeven kleinkinderen.
| |
■ Grapje
Bent u streng als het om correct taalgebruik gaat?
‘Mijn taalgevoel maakt me eerder terughoudend dan streng. In mijn studie leerde ik al dat de keuze voor een bepaalde woordvolgorde, of dat je “op de plaats” of “in de plaats” zegt, mede bepaald wordt door waar je geboren bent.
| |
| |
Ook zijn er gebieden in Nederland waar men sneller tutoyeert. Waar ik wél moeite mee kan hebben, is wanneer collega's enkelvoudige onderwerpen voorzien van een meervoudig werkwoord, of andersom, zoals in “De media is in rep en roer!” Vroeger werd zoiets in het stenogram verbeterd, tegenwoordig staat alles op band.’
Hoe gaat dat met dingen die zich sowieso niet in stenogrammen laten vastleggen, zoals afwijkingen in de uitspraak?
‘O ja’, haakt Verbeet gretig in. ‘Die vreemde klemtonen tegenwoordig! Eens in de zoveel tijd verstuurde ik briefjes met daarin opmerkingen als: “Kun je de minister niet uitleggen dat het “parámeter” en niet “parameter” is, of “normáliter” in plaats van “normalíter”?” Toch realiseer ik me dat als sommige Kamerleden te netjes zouden spreken, ze een deel van hun achterban van zich zouden doen vervreemden.’
‘Waar ik me ook bewust van was, is het toenemend insluipen van Engelse woorden in debatten. Ik zei daarom altijd consequent “schuine streep” in plaats van “slash”. De opmars van sms-taal draagt daaraan bij: “ik bel je asap”, stond laatst op mijn telefoonscherm. Ik moet dan aan iemand gaan vragen wat dat betekent. Waarop die persoon in hard lachen uitbarst: “as soon as possible” natuurlijk!’
Welke dingen zag u niet door de vingers?
‘Ik vond het onprettig wanneer men elkaar in de Kamer te direct bejegent. In de Kamer geldt de afspraak dat iedereen elkaar via de voorzitter aanspreekt, een formule die helpt om het zakelijk te houden. Als men zich daar niet aan houdt, moet een voorzitter ingrijpen. Zo heb ik dat ook altijd gedaan. Maar ook als een debat naar mijn smaak op een te hoge toon begon, deed ik dat. Dan dacht ik: jongens, we moeten de hele dag nog. Dat liet ik dan merken door een grapje te maken, te zorgen dat de sfeer goed blijft.’
Te denken valt daarbij aan die keer dat Femke Halsema aan PVV'er Teun van Dijck vroeg: ‘Wie zal u wassen als u oud en hulpbehoevend bent?’, en Verbeet Van Dijck te hulp schoot toen hij stilviel: ‘U hoeft niet letterlijk antwoord te geven.’
| |
■ Goedgebekt
Wat was uw belangrijkste missie toen u voor de klas stond?
‘Mijn grootste zorg betrof de toenemende werkloosheid. Ik liet mijn leerlingen daarom artikelen lezen waarin werkgevers vertelden dat ze sollicitatiebrieven met spelfouten direct in de prullenbak gooiden. Zo maakte ik duidelijk dat ik niet voor mijn plezier op die d's en t's stond te hameren. Ook liet ik hen reageren op vacatures. Op de mavo, die maar vier jaar duurt, was het zaak de leerlingen zo veel mogelijk praktische vaardigheden aan te leren.’
Besteedde u aandacht aan literatuur?
‘Omdat de meeste leerlingen van klas drie thuis totaal geen leescultuur hadden, gaf ik ze kinderboeken te lezen van Jan Terlouw en Annie M.G. Schmidt. Zonder leesachtergrond kun je niet met Mulisch beginnen. Een betere introductie tot de Nederlandse samenleving dan Jip en Janneke bestaat er niet - prachtige, directe taal. Het lijkt simpel, maar vergis je niet! Ondanks hun kleine, besloten wereld hebben Jip en Janneke een verrassende kijk op allerlei complexe zaken.’
‘Het was een enige school’, vervolgt Verbeet, ‘zo midden in de Amsterdamse Pijp. Voor die tijd een behoorlijk gemengde school; er waren kinderen uit Zuidoost, vluchtelingenkinderen, de eerste Turkse en Marokkaanse immigrantenkinderen en natuurlijk de kinderen van de marktlui op de Albert Cuyp. Die waren enorm goedgebekt, konden alles van André Hazes meezingen.’
Glimlachend: ‘Ik had een jongen in de klas, Henny van Vegten [Verbeet spelt de achternaam zorgvuldig - MB], die kon eindeloos moppen tappen. Dat kon behoorlijk vervelen, dus dacht ik: eens kijken of hij zoiets een les lang kan volhouden, met als achterliggend idee dat hij dan wel snel door zijn voorraad heen zou zijn. Die jongen bleek onuitputtelijk: de volgende dag had hij allemaal nieuwe moppen.’
Gerdi Verbeet overlegt in juni 2011 met de toenmalige fractievoorzitters.
Foto: ANP / Pierre Crom
| |
■ Zachte landing
Veranderde het voorzitterschap u als mens?
‘Nou...!’, lacht Verbeet. ‘Je merkt soms dat je wereldbeeld enigszins vervormd raakt van dit werk. Zo plan ik de eerste week van mijn vakantie altijd vol met afspraken, maar dan wel privé natuurlijk, opdat ik “een zachte landing” kan maken - gewend als ik ben om van afspraak naar afspraak te werken. Ook realiseerde ik me laatst dat ik het soms raar kan vinden dat men buiten de Kamermuren zonder tussenkomst van een voorzitter spreekt, zó normaal ben ik het gaan vinden om in de derde persoon met elkaar te praten.’
In het voorzitterschap kunt u eigenlijk een ideale combinatie van vaardigheden kwijt. Toch stopt u op 1 september.
‘Bij iedere baan denk ik: dit is de mooiste baan die ik ooit gehad heb.’
Hebt u een nieuwe politieke functie op het oog?
‘Met het voorzitterschap wil ik graag ook mijn politieke loopbaan beëindigen.’
U gaat weer voor de klas...
Lachend: ‘Dat zal wat zwaar worden, fysiek. Al dat staan en lopen... Nee, ik wil iets bestuurlijks doen. Het lijkt mij zó heerlijk om eens voor één club te kunnen werken, voor één ding te gaan in plaats van de boel in het gareel te houden. Daarbij moet het geweldig zijn om, voor het eerst in mijn werkzame leven, eens niet in de schoolvakanties op vakantie te gaan, maar op het moment dat het mijn man en mij uitkomt.’
|
|