| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. |
De redactie kan inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel.
| |
Laaghangend fruit
H. Elout - Leimuiden
In haar column in het aprilnummer schrijft Aaf Brandt Corstius onder meer over laaghangend fruit, in de betekenis ‘vrouwen die zich net te makkelijk aanbieden bij het andere geslacht’. Ik ken de uitdrukking al wat langer, maar in een andere context. Als voormalig lid van de Commissie Geluidshinder Schiphol en de Commissie Regionaal Overleg Schiphol kan ik mededelen dat de uitdrukking daar regelmatig gebruikt wordt voor alle eenvoudig in te voeren regelingen ter vermindering van geluidshinder voor de omgeving. Onnodig te vermelden dat alle ‘laaghangend fruit’ rond Schiphol al is weggeplukt, en dat enkel de zwaardere maatregelen nu nog resten.
| |
Toepasselijke namen
Tom Bakker - Bodegraven
Rik Peters' artikel ‘Wat zegt een naam?’ (Onze Taal januari), over opvallende relaties tussen namen en beroepen, deed mij denken aan een soortgelijk geval waar ik in 1973 van hoorde. Ik was toen journalist van Elseviers Weekblad en informeerde bij de gemeenten Utrecht, Rotterdam en Den Haag (of Amsterdam, dat weet ik niet meer) naar plannen om midden in het Groene Hart een gezamenlijk Randstad-slachthuis te bouwen. Dat slachthuis is er nooit gekomen, hoewel de drie verantwoordelijke wethouders Hamm, Worst en Spek heetten.
| |
Inburgeringscursussen
Joost Hoogveld - Rotterdam
Jan Erik Grezel schrijft in zijn artikel over inburgeringsexamens (‘Wij moeten weten van de taal’, Onze Taal april) dat Turken wegens een uitspraak van de Europese Raad geen inburgeringscursussen meer opgelegd kunnen krijgen. Dit klopt niet. De uitspraak is niet afkomstig van de Europese Raad (die vergadert in Brussel) maar van de Centrale Raad van Beroep (zetelend in Utrecht).
| |
Puibewassing
TH.H.J. Tromp - Almere
Egbert Jonkheer verwondert zich in de rubriek ‘Taalergernissen’ in het aprilnummer van Onze Taal over de term glasbewassing, die hij tegenwoordig vaak tegenkomt in plaats van het hem vertrouwde glazenwassen. In de rubriek ‘Reacties’ in het juninummer schreef Jan Verbeek uit Lochem vervolgens dat hij het op glasbewassing lijkende woord puibewassing al van voor de oorlog kent. Dat geldt ook voor mij. In mijn jeugd (ook voor de oorlog) telde onze straat twee glazenwassersbedrijven die op hun karren verkondigden dat ze niet alleen ramen lapten, maar ook aan ‘gevel- en puibewassing’ deden. Ik kon met mijn vijf jaar weliswaar redelijk lezen, maar wat puibe betekende, ontging mij. Pas nadat ik er mijn moeder naar gevraagd had, werd mij duidelijk dat het ging om een pui die door hen werd ‘bewassen’.
| |
Entsorgung
Hans Bouma - Bilthoven
Hoe regelt de wet begrijpelijke teksten in onder meer bijsluiters? Dat is het onderwerp van prof. Leo Lentz' artikel ‘Tussen droom en daad’ in het meinummer. Hierin merkt Lentz op dat proefpersonen die bijsluiters moesten lezen vaak niet direct de informatie kunnen vinden over het weggooien van geneesmiddelen. Als (mede)auteur van scheikundeboeken herken ik het probleem. Bij de proefvoorschriften in die boeken (de beschrijvingen van scheikundige proeven) moet aangegeven worden wat je met gebruikte chemicaliën moet doen. Wij hebben dat opgelost door een kopje ‘Milieu’ op te nemen aan het eind van een proefvoorschrift.
Maar wat ik in het Nederlands erg mis, is een goed woord voor wat in Duitsland Entsorgung (‘neutralisatie, afvoer en opslag van schadelijke afvalproducten in overeenstemming met wettelijke milieubepalingen’) wordt genoemd. Misschien dat een van de lezers hiervoor een suggestie kan doen?
| |
Eetspreuken
Huub Vinkenburg - Velp
Jaap de Jong inventariseert in het aprilnummer van Onze Taal in zijn artikel ‘Smakelijk!’ oude en nieuwe Nederlandse eetspreuken en maaltijdwensen. Mag ik nog één aanvulling geven?
Als een van de priesterbroers van mijn vader bij ons op bezoek was, dan kreeg hij - heeroom dus - de eer van het tafelgebed voor de maaltijd. Nadat hij het had uitgesproken, zei hij altijd - je kon erop wachten: ‘Akelijk eten.’ En als we hem dan quasivragend aankeken, kwam er altijd achteraan: ‘Ik heb de sm al opgegeten!’.
| |
Nespresso-reclame
Karin de Graaff - Lierderholthuis
Begin mei zag ik de Nespresso-reclame met George Clooney weer eens op televisie voorbijkomen. Ik veerde op: daar had ik zojuist over gelezen in Onze Taal! Hoewel ik deze reclame al vaak had gezien, was het zinnetje waarover Frank Pluijmers het in de mei-aflevering van de rubriek ‘Taalergernissen’ heeft - ‘Elk van onze Grand Cru's hebben hun eigen karakter’ - me nog nooit opgevallen. Ik was dus extra alert.
Wat bleek: het zinnetje was veranderd! Misschien was het reclamebureau erop geattendeerd? Of toch net niet helemaal? Want tot mijn grote hilariteit verscheen nu de zin: ‘Elk van onze Grand Cru's heeft hun eigen karakter.’
| |
Borgen [1]: vastzetten
Bries Heijnen - Wageningen
Jan Kuitenbrouwer wijdt de mei-aflevering van zijn column ‘Iktionaire’ aan borgen, een populair woord onder politici vandaag de dag. Hij ziet twee mogelijke verklaringen voor dit woord: het is ofwel een afzwakking van waarborgen, ofwel een eufemisme voor ‘zorgen’. Maar borgen betekent ook ‘zorgen dat iets niet losgaat’ - dat iets blijft zitten, kortom. Daarvoor zijn vele borgdingen, zoals borgpennen, -bouten, -pinnen en -ringen, in de handel. Zouden die politici soms deze betekenis bedoelen?
Borgen kan ook met een borgpen.
| |
| |
| |
Borgen [2]: burcht
Ellen Ter Poorten - Tolk-Vertaler Deens-Nederlands, Elsloo
Met veel plezier las ik Jan Kuitenbrouwers column over het woord borgen (‘Iktionaire’, Onze Taal mei). Dat dit vaak door Nederlandse politici gebruikte woord te maken zou hebben met het Deense woord borgen (van de tv-serie die zo heet) is leuk gevonden.
Ter aanvulling: het Deense woord is een verkorting van Christiansborg, wat de naam is van het Deense parlementsgebouw, en betekent gewoon ‘de burcht’. De afkorting wordt in het algemeen gebruikt onder politici en ambtenaren van ministeries, en heeft door de serie ingang gevonden in de dagelijkse taal in Denemarken.
Borgen: verkorting van Christiansborg.
| |
Koeioneren
Guido Kuppens - Tessenderlo, België
In de rubriek ‘Taaltest’ in het meinummer krijgen we bij het onderdeel ‘Vergroot uw woordenschat’ voor koeioneren drie mogelijke betekenissen voorgeschoteld, waarvan ‘de baas spelen’ enkele pagina's verder als de juiste wordt aangeduid. Dat verschilt toch duidelijk van de betekenis die het woord hier in Vlaanderen heeft, namelijk ‘iemand de duvel aandoen, sarren, treiteren’. Voor ‘de baas spelen’ hebben wij een ander synoniem: cheffen (‘Mijn zus is weer aan het cheffen’).
| |
Naschrift redactie
Ook in Nederland bestaat koeioneren in de betekenis ‘treiteren’, naast ‘de baas spelen’. Die laatste betekenis heeft de voorkeur gekregen in de ‘Taaltest’.
| |
Range anxiety [1]: bereikbibbers
Rijkert Knoppers - 'S-Hertogenbosch
Guus Middag vroeg zich in zijn rubriek ‘Raarwoord’ in het meinummer van Onze Taal af of er niet een Nederlands woord bestaat voor range anxiety, de angst dat de accu van je elektrische auto leeg is voor je het dichtstbijzijnde oplaadpunt bereikt hebt. Welnu, naar aanleiding van Joris Luyendijks serie over de elektrische auto in NRC Handelsblad bedacht lezer Paul Brouwer in september 2009 een alternatief voor dit woord, namelijk bereikbibbers. Het woord is nog niet erg geaccepteerd - googelen levert slechts negentig hits op - maar mooier is de essentie van range anxiety niet weer te geven.
| |
Range anxiety [2]: actieradiusstress
Peter Quite - Hilversum
In de mei-aflevering van zijn nieuwe rubriek ‘Raarwoord’ schrijft Guus Middag over de term range anxiety, oftewel ‘de voortdurend aanwezige angst bij gebruikers van elektrische auto's dat de opgeladen accu niet genoeg stroom bevat om de bestemming te bereiken’. Een van de mogelijke Nederlandse vertalingen die hij noemt, is actieradiusangst. Als freelance vertaler voor de auto- en motorfietsbranche heb ik de term zelf vertaald met actieradiusstress. De term is op beperkte schaal overgenomen, maar niet echt ingeburgerd geraakt.
| |
Sneller zoeken met Google
Ellis Jongsma - Maastricht
In zijn artikel ‘Hoe laat je Google naar je luisteren?’ (Onze Taal mei), over allerlei slimmigheden bij het zoeken met de Google-zoekmachine, stelt Ewoud Sanders onder punt 6 dat je het aantal gevonden resultaten het snelst kunt tellen door steeds in stappen van tien pagina's tegelijk verder te gaan in de zoekresultaten. Er is echter een snellere manier.
Een adresregel van een website bestaat uit verschillende delen die je kunt veranderen. In de adresregel van Google staat, als je na een zoekopdracht een of meerdere resultaatpagina's vooruit bent gegaan, ergens ‘start=[getal]’ (zie hieronder in het rood).
‘Start=10’ betekent dat de resultatenpagina nu de resultaten laat zien na het tiende resultaat, dus resultaat 11 tot en met 20. Als je nu dit getal in een hoog getal verandert, bijvoorbeeld in 600, dan kun je een heleboel resultaatpagina's overslaan en in het geval van dit voorbeeld kom je direct op de laatste pagina terecht.
| |
Slot-n [1]: Sal Witteboon
Els Ackerman - Rotterdam
Ik ben vast niet de enige die het grappig vindt dat in een artikel over het verdwijnen van de slot-n (Marc van Oostendorps ‘De laatste bastions van de slot-n’, Onze Taal mei) de heer S. Witteboon ineens wordt herdoopt tot S. Witteboom. Sal Witteboon (1903-1987) was een bekende journalist; in de periode 1950-1968 was hij hoofdredacteur van de Radionieuwsdienst ANP.
| |
Slot-n [2]: nog niet verdwenen
Esther Hanssen, Arina Banga, Anneke Neijt en Robert Schreuder - Center for Language Studies, Nijmegen
In zijn artikel ‘De laatste bastions van de slot-n’ (Onze Taal mei) schrijft Marc van Oostendorp: ‘De uitspraak zonder slot-n is duidelijk de standaard geworden in de grootste delen van Nederland.’ Dat strookt niet met wat we in recent onderzoek vonden voor de slot-n van meervouden op -en, zoals druiven. Om de invloed van de spelling uit te sluiten, gebruikten we plaatjes van woorden die in een zinnetje moesten worden uitgesproken. De meerderheid van de door ons ondervraagde proefpersonen waren jonge mensen, en ze blijken nog steeds in meer dan de helft van de gevallen een slot-n uit te spreken. Er zijn wel grote individuele en regionale verschillen. In Heerenveen en Doetinchem vinden we in driekwart van de zinnen een slot-n, in Roermond in ruim de helft van de zinnen, in Barneveld in ruim 40% en in Rijnsburg in ruim 30%. Dus zelfs in het westen, dat bekendstaat om zijn n-loze uitspraak, wordt nog vaak een slot-n uitgesproken.
Ons onderzoek ging overigens ook over de tussen-n in het midden van samenstellingen. Op basis van plaatjes van druiven en het plukken van druiven vergeleken we de uitspraak van zinnen als ‘Hij wil nu de druiven plukken’ met de uitspraak van zinnen zoals ‘Dit is echt een druivenplukker.’ Het blijkt dat sprekers die vaak een slot-n uitspreken ook vaak een tussen-n gebruiken. De tussen-n wordt wel minder vaak uitgesproken dan de slot-n, wat verklaarbaar is op grond van het verschil in context. De twee woorden van een samenstelling worden immers sneller uitgesproken dan de woorden van een woordgroep, en dat bevordert het weglaten van de n.
Het doel van ons onderzoek was trouwens om na te gaan of in een woord dat een tussenklank heeft die we als en schrijven
| |
| |
(zoals druivenplukker) het eerste deel van de samenstelling als meervoud beschouwd kan worden. Op grond van de uitspraakovereenkomsten kun je die vraag met ‘ja’ beantwoorden.
| |
Slot-n [3]: de ondergang van de -n en opkomst van de -s
Ariane van Santen - Universiteit Leiden
Het Nederlands is, zoals Marc van Oostendorp schrijft in zijn artikel ‘De laatste bastions van de slot-n’, ‘al eeuwenlang bezig om de n'en op te eten’. Deze neiging om de n niet uit te spreken na een toonloze e, is begonnen bij de meervoudsuitgangen, en bij woorden als landen en vallen is de uitspraak zonder slot-n zelfs de standaard geworden.
Niet alle taalbeschouwers en taalgebruikers waren en zijn enthousiast over deze ontwikkeling, maar te verklaren is die volgens Van Oostendorp wel. De n is niet zo goed te horen, en zo'n klank laat je dan als spreker liever weg. De neiging om die n weg te laten wordt versterkt door het feit dat de duidelijkheid er niet onder lijdt; ook zonder n is het meervoud lande voldoende te onderscheiden van het enkelvoud land.
Hoe belangrijk zo'n hoorbaar verschil tussen enkelvoud en meervoud is, blijkt uit het meervoud bij woorden als ziekte. Bij dit type woorden komen naast meervouden op -n (ziekten) steeds vaker meervouden op -s (ziektes) voor. De taalkundige Van Haeringen merkte al op (in 1947): ‘Bijzondere aandacht verdient de toeneming van het -s-meervoud bij woorden die op ә, geschreven -e, uitgaan.’ Weglaten van de n in het meervoud ziekten levert een vorm op die gelijk is aan het enkelvoud, en dat ‘repareren’ we door het meervoud ziektes te vormen. De opkomst van de s is hier dus goed te rechtvaardigen.
De s-meervouden zijn typisch voor de gesproken taal. Zolang we de n wel schrijven, zijn ze in de geschreven taal niet nodig ter onderscheiding van het enkelvoud. Van Haeringen constateerde dan ook dat de s het in de geschreven taal duidelijk moeilijker heeft dan in de gesproken taal, en Van Dale vermeldt bij woorden op -te nog: ‘waar het dubbele mv. voorkomt, wordt in de gesproken taal vaker de s-vorm, in de geschreven taal meestal de n-vorm gebruikt’.
Charivarius heeft zich in zijn Is dat goed Nederlands? (1946) sterk verzet tegen het doordringen van de s in de schrijftaal: ‘Nederlandse woorden op -e krijgen -n: (...) beloften, boeten, gemeenten, groenten, ziekten, enz. N.B. In Centraal-Nederland is deze n stom; ter verduidelijking zegt men daar in het meervoud meestal -s. Dit verklaart het misbruik van deze letter ook in de schrijftaal.’ (Cursivering van mij - AvS.) En veertig jaar later, in de jaargang 1984 van Onze Taal, had M. Godschalk nog steeds ‘een gloeiende hekel (...) aan zeges, rentes, gewoontes, beroertes en andere woorden die naar mijn mening fatsoenlijker zouden doen door op een -n te eindigen’.
| |
Koolhaas
Walter Pier - Wassenaar
In de eerste aflevering van zijn nieuwe rubriek ‘Raarwoord’ laat Guus Middag zijn gedachten gaan over het woord koolhaas, met als aanleiding de achternaam van de schrijver Anton en diens zonen: de architect Rem en de schaatshistoricus Marnix. Wat is een koolhaas nu eigenlijk, vraagt hij zich af. Uiteindelijk vindt hij de betekenis: ‘een van stro nagemaakte haas die voor het oogsten in een veld koolzaad werd verstopt’.
Het was Guus Middag er niet om begonnen om te verklaren waar de náám Koolhaas vandaan komt, maar ik werd daar toch nieuwsgierig naar.
De naslagwerken komen met nogal diverse verklaringen. In Frans Debrabanderes Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk vinden we: ‘Mnd. [Middelnederlands] kôlhase: sprinkhaan. Bijnaam voor een levendig, beweeglijk mens.’ Een andere verklaring biedt Jan Spendel in zijn Onwelvoeglijke, bespottelijke en bijzondere familienamen. Hij schrijft dat de naam in Duitsland een beroepsbijnaam was voor ‘een tuinman of boer gespecialiseerd in het telen of verbouwen van kool’. Als tweede verklaring geeft Spendel: ‘Patroniem [“achternaam afgeleid van de naam van de vader”] van Kolaas, ontstaan uit de Griekse naam Nikolaas.’
In De Nederlandsche geslachtsnamen van Johan Winkler, ten slotte, staat: ‘De haas is een liefhebber van kool, en in koolvelden wel te vinden. De naam koolhaas is dus te verklaren, en kwam oudtijds ook meermalen als huisnaam voor.’
Charivarius (1870-1946), auteur van het gedicht ‘The Chaos’ en de klassieker Is dat goed Nederlands?
Portret: Annie de Meester, 1914
| |
Engelse uitspraak
Huub de Bel - Gouda
Gaston Dorren schrijft in zijn artikel ‘Talen als trekpleisters’ (Onze Taal april) onder meer over de ‘tongcapriolen’ die nodig zijn voor de uitspraak van het Engels. Zijn artikel deed me denken aan een gedicht uit 1920 dat me door de enorme hoeveelheid voorbeelden van de (schijnbaar) inconsequente uitspraak van Engelse woorden tot wanhoop dreef. Ik doel op het 274-regelige ‘The Chaos’, nota bene geschreven door een Nederlander (Gerard Nolst Trenité (1870-1946), ook bekend als Charivarius), dat zó eindigt:
Don't you think so, reader, rather,
Saying lather, bather, father?
Finally, which rhymes with enough,
Though, through, bough, cough, hough, sough, tough?
Hiccough has the sound of sup.
My advice is: GIVE IT UP.
Het complete gedicht is te beluisteren op YouTube (http://jn.gs/9d) en te lezen (inclusief toelichting) bij The English Spelling Society (http://jn.gs/R5).
|
|