■ Boerentaal
Van Ginneken was als wetenschapper vooral sterk geïnteresseerd in taalvariatie. Een populair-wetenschappelijk boek dat hij samen met H.J. Endepols schreef, heette De regenboogkleuren van Nederlands taal. Op de eerste bladzijde legden ze in een notendop uit wat hun verklaring was voor het bestaan van variatie: ‘Wij moeten bedenken dat ieder mens zijn eigen organen heeft waarmee hij de klanken vormt, maar ook dat iemand wiens gedachten en gevoelens verschillen van die van een ander, anders móét spreken dan deze, aangezien het spreken bestaat in het uitdrukken van gedachten en gevoelens. Zo zullen boeren, die zich bezighouden met het bebouwen van het land of met veeteelt, een geheel anderen gedachtenkring hebben dan stadsmensen. Hun taal zal ook anders moeten zijn, en men zou kunnen spreken van boerentaal.’
Taal is dus variabel omdat mensen van elkaar verschillen. Hun lichamen zijn niet hetzelfde - Van Ginneken geloofde dat er systematische verschillen in de vorm van het verhemelte waren tussen bewoners van Urk en inwoners van Brabant - of hun omstandigheden verschillen van elkaar, en hun taal wordt daardoor beïnvloed.
De verklaringen die Van Ginneken gaf, klinken in moderne oren soms een beetje belachelijk. Zo beweerde hij dat de Zeeuwen de r voor een s weglieten (kes in plaats van kers) omdat de wind in Zeeland zo hard waait. Zeeuwen zijn daardoor geneigd om hun keel af te sluiten met hun tong, en dan lukt het niet om die r nog te maken. Dat er allerlei andere gebieden zijn waar het minstens even hard waait als in Zeeland maar men toch wel kers zegt, vertelde hij er niet bij.