Iktionaire
Borgen
Minister Leers voor Immigratie, Integratie en Asiel wil zo veel mogelijk illegalen het land uit en daarom wil hij ‘opsporingscapaciteit borgen voor de toekomst’, vertelt hij in Nieuwsuur. ‘Maar kunt u die capaciteit dan niet op een andere manier borgen?’, wil de verslaggever weten.
Borgen. Er is een Deense dramaserie die zo heet; het verhaal speelt zich af in de politiek. Onder Haagse politici is de serie een hit, meldde de Volkskrant, en het hoofdstedelijk debatcentrum De Balie wijdde er zelfs een avond aan. De Deense Femke Halsema wordt premier en worstelt met de macht. In één jaar maakt zij een verwording door waar andere politici een hele carrière over doen. Ik maakte op Twitter een opmerking over dat borgen van Leers, en er kwamen direct reacties waarin een verband met die tv-serie gelegd werd. Maar dat verband is er helemaal niet.
Een Haagse insider twitterde dat borgen al heel lang tot de bestuurlijke turbotaal behoort. Ik was het al eens eerder tegengekomen, maar dat het zó ingeburgerd is, wist ik niet. Zo'n woord, waar komt dat ineens vandaan? Volgens de wetten van de taaleconomie moet het voorzien in een behoefte. Welke zou dat zijn?
Voorzover ik heb kunnen nagaan is er geen literatuur over, dus we zullen zelf iets moeten bedenken.
1. Borgen is een afzwakking van waarborgen. Minister Leers wil opsporingscapaciteit eigenlijk wáárborgen, maar waar wordt weggelaten. Waarborgen betekent ‘zekerstellen, persoonlijk instaan voor, garanderen’. Wie een waarborg geeft, kan aansprakelijk gesteld worden. Haal dat waar eraf en dit risico vervalt. Dat kan de populariteit van borgen in de politiek verklaren: het klinkt solide, maar er kunnen geen rechten aan worden ontleend. De behoedzame politicus heeft beloofd dat er iets gaat gebeuren, maar niet dat hét gaat gebeuren. Hij heeft opsporing geborgd, maar niet gewáárborgd. Het is de taal van de politieke behoedzaamheid.
2. Borgen is een soort eufemisme voor ‘zorgen.’ Het is de taal van de krimpende verzorgingsstaat. Een politicus die geld wil besparen, kan domweg een publieke dienst opheffen, maar liever belooft hij (m/v) dat de dienst blijft bestaan én goedkoper wordt. Zo zijn al die managementlagen in het openbaar bestuur ontstaan: al die managers moeten ervoor zorgen dat voor minder geld hetzelfde gedaan wordt. ‘Slimmer werken’ heet dat ook vaak, alsof de publieke dienst wordt geteisterd door een schrikbarend gebrek aan intelligentie.
Een van die ‘slimme’ technieken is het ‘protocol’. Ook zijn er ‘tools’ en ‘benchmarks’. Tools, benchmarks en protocollen zijn geen productieve arbeid op zich, het zijn stuurmiddelen. Software. Op strategische plaatsen in het werkproces plaatst de manager een tool of een benchmark of een protocol, als een soort borgpen, die moet voorkomen dat het misgaat. We gaan niet voor opsporing zórgen, nee, we gaan opsporing bórgen. Als je voor iets zorgt, doe je het, als je iets borgt, beloof je het, daar komt het op neer. En daar zit de besparing. Enfin, op papier.
Uiteindelijk blijkt het vaak een illusie. De thuiszorg, het gehandicaptenvervoer, de kinderopvang, de verzuimreductie, de miljardenstrop van Vestia - eigenlijk zijn het allemaal ‘borg’-schandalen. De kwaliteit was ‘geborgd’, maar de borg schoot los. Ofzo. Soms al op de eerste dag. Maar goed, die borg was dan ook nadrukkelijk géén wáárborg.
Jan Kuitenbrouwer