Redactie Onze Taal
Gaten in de taal
Tandarts met een slecht gebit
Hoe noem je je broers en zussen in één woord? Is er een woord voor het geluid van schaatsen op natuurijs? Denk mee en vul de gaten in de taal.
Bij het samenstellen van deze rubriek is er altijd de lichte vrees dat we u een woord laten bedenken voor een verschijnsel waar al een woord voor is. Onlangs dachten we even dat dat het geval was. In het novembernummer zochten we een woord voor mensen die in hun privéleven niet kunnen bereiken wat ze beroepshalve voor anderen wel voor elkaar proberen te krijgen. Concreet: een tandarts met een slecht gebit, een pedagoog met onhandelbare kinderen, een tekstadviseur die zelf onleesbare teksten voortbrengt.
Daags na verschijnen van de oproep kwam de reactie van Marian van den Heuvel binnen: ‘Daar bestaat toch al een soort term voor? Wounded healer, naar de Griekse mythe van Cheiron.’ In zijn zoektocht naar een medicijn tegen zijn eigen pijn verwierf deze Cheiron zó veel medische kennis dat hij iedereen in zijn omgeving weet te genezen - behalve zichzelf. Wounded healer, die term kenden wij niet, maar de Nederlandse woordenboeken evenmin. Het bleek een begrip te zijn dat is gemunt door de psycholoog Carl Jung, waarmee hij wilde aangeven dat er een wisselwerking is tussen de (psychische) pijn van een psycholoog en die van zijn cliënten. Dat is dan toch net even wat anders. Gelukkig ook maar: hadden we de zeventig inzenders dus niet helemaal voor niets aan het werk gezet.
Sommigen van hen staken de hand in eigen boezem en schreven bijvoorbeeld: ‘Als afgestudeerde taalbeheerser die zich zo nu en dan schuldig maakt aan spelfouten, noem ik mijzelf vol overtuiging een professionul.’ Of, iemand anders: “Ik ben zelf zo'n ‘diskundige’ of ‘vrakspecialist’: een tekstschrijver die zichzelf weleens heeft geprobeerd te verkopen als ‘tekschrijver met oog voor detail’. Die opdracht kreeg ik om begrijpelijke redenen niet.”
Om verschillende redenen vielen er inzendingen af. Bijvoorbeeld omdat het voorgestelde woord suggereerde dat iemand er überhaupt een zooitje van maakt, ongeacht zijn beroep (thuiskluns, zelfveronachtzamer), of omdat het onbedoeld ook suggereerde dat de ermee aangeduide persoon vakkundig is in ‘falen’ in het algemeen (vakfaler/ -verbruier/-kluns/-stakker, beroepsspijbelaar, sofprof, meestermisser), of omdat het was alsof er opzet in het spel zou zijn, wat in dit geval niet per se zo is (beroepsloochenaar, vakverlakker, baanbeuzelaar, jobjudas). Sommige inzendingen waren wat expliciet (rommeldel (naar rolmodel), theoriehoer, fakman/ -vrouw), of vielen in de categorie ‘mooi, maar gekunsteld (en dus onbruikbaar)’: walstuurman, desondankskundige, speciamist, miskundige, vaklui, doe-hetniet-zelver.
Een minder woordspelerige variant van die laatste term was het heldere, compacte en nog niet met andere betekenissen belaste woord zelfniet - let ook op de aardige overeenkomst met deugniet. Een van de inzenders die dit woord bedachten, was Hans van Otegem uit Landsmeer, die het ook nog uitgebreid toelichtte. De boekenbon van €25,-gaat naar hem.