■ Vreemde talen
Maar met het kunnen onderscheiden van de woordgrenzen en het leren van de klanken is het kind er nog lang niet, natuurlijk. Het moet ook nog de betekenis leren die hoort bij al die losse klanken - wederom geen gemakkelijke taak. De meeste kinderen spreken hun eerste echte woordje uit rond hun eerste verjaardag, maar daarna gaat het snel. De woordenschat neemt uiteindelijk toe met gemiddeld wel acht woorden per dag. Als er eenmaal een zekere woordenschat is, worden die woorden gecombineerd in korte, telegramachtige zinnetjes. Die kenmerken zich door het ontbreken van functiewoorden (zoals lidwoorden, hulpwerkwoorden, enzovoort), maar gehoorzamen verder grotendeels de regels van het Nederlands wat betreft woordvolgorde: ‘Boekje lezen’, ‘Mama doen.’
Tegen de tijd dat kinderen naar school gaan, hebben ze het taalsysteem van de moedertaal min of meer onder de knie. En dat is allemaal spontaan gebeurd, zonder echte instructie. Binnen vier jaar bereiken de meeste kinderen een taalniveau dat ze nooit zullen bereiken na vier jaar vreemdetalenonderwijs op school.
Kortom: kleine kinderen zijn talenwonders, die moeiteloos hun moedertaal leren. Vaak wordt hieraan de conclusie verbonden dat je het best maar zo vroeg mogelijk kunt beginnen met het leren van een vreemde taal. Scholen die heel vroeg met het leren van een vreemde taal beginnen, schieten dan ook als paddenstoelen uit de grond. Op dit moment zijn er zo'n 650 vvto-scholen (scholen voor ‘vroeg vreemde-talenonderwijs’, en ‘vroeg’ is dan vanaf groep 1). Maar is die vorm van onderwijs nu echt zo vruchtbaar?
Van het vroege vreemdetalenonderwijs moet ook niet te veel verwacht worden.