| |
| |
| |
‘Dubbele espresso pakken doet’
De voorzichtige terugkeer van de indirecte stijl
Frank Jansen
Als je schrijft, kun je minder informatie overbrengen dan wanneer je spreekt. Lachen, huiveren, knipogen - hoe verwerk je zulke signalen in je tekst? Tegenwoordig doen we dat met smileys, en standaardwoordjes als lachen en hahaha. Toch? Of gebeurt het langzamerhand weer vaker zoals vroeger: beschrijvend, tussen de regels?
Illustratie: Matthijs Sluiter
In 2010 moest een scholier voor de rechter verschijnen die aan het adres van de vorige Nederlandse minister-president een zogeheten dreigtweet had gericht. Die luidde: ‘Ey bolle vet zak met je kanker bolle kanker bril je gaat died bitch ik kom je halen.’ Aan deze boodschap had hij vijftien smileys gehecht. Welke dat precies waren, vermeldt het vonnis niet.
De scholier werd vrijgesproken, onder meer omdat hij deze lachebekjes had toegevoegd. Op die manier had hij volgens de rechter voldoende duidelijk gemaakt dat zijn boodschap niet serieus bedoeld was. Een forse taakstraf voor de scholier - én voor zijn school - wegens de kennelijke staat van zijn Nederlands is blijkbaar niet overwogen.
Fijn voor de scholier dat die lachebekjes hem disculpeerden. Maar het vonnis roept wel vragen op. Over de psychologische plausibiliteit van de rechterlijke redenering bijvoorbeeld. Zijn in films de griezeligste schurken niet juist degenen die hun tegenstanders lekprikken met een glimlach? En wat de communicatieve bijdrage van lachebekjes betreft: weten we eigenlijk wel hoe die functioneren?
| |
■ Buiten beeld
De vraag naar het hoe en waarom van die smileys en andere ‘emoticons’ is nog niet zo makkelijk te beantwoorden. Daarom eerst een andere vraag: waarvoor dient geschreven taal eigenlijk? Om informatie over te brengen aan iemand die niet bij u is. Maar het omgekeerde is net zo goed het geval. Want als je iets schrijft, hoeft de ontvanger ook weer niet álles te weten. Vlak nadat je een treurig bericht hebt gekregen, krijg je te horen dat je voor je voetbalclub een wedstrijdverslag moet maken. Dan hou je je verdriet graag buiten je verslag, want dat is nu even niet van belang. De lezer zal dat op prijs stellen; die wil alles over de wedstrijd weten en heeft er waarschijnlijk geen behoefte aan om lastig te worden gevallen met je privébeslommeringen. Met andere woorden: wie iets opschrijft, houdt ook bewust dingen achter, hij blijft zelf ook buiten beeld.
Dat buiten beeld blijven heeft nog een ander voordeel. Teksten werken op die manier veel effectiever, zoals schrijvers in de loop van de laatste eeuwen zijn gaan beseffen. Als een schrijver wil dat zijn lezers geëmotioneerd worden, zou hij iets kunnen formuleren als: ‘Terwijl ik dit schrijf, biggelen de tranen over mijn wangen’, of ‘moet ik vreselijk huilen’. Maar op deze manier kan de lezer zich niet inleven en voelt hij zich een beetje met oneigenlijke middelen onder druk gezet. Veel beter is een indirecte benadering, bijvoorbeeld: ‘Ik zie
| |
| |
dat er ook uit de wolken wat neerslag komt’, of ‘Het lijkt wel alsof er steeds een beetje rook in mijn ogen komt’, of iets dergelijks. Nodeloos te zeggen dat hij zoiets zelf bij voorkeur met droge ogen neerpent. Want, zoals de dichter Martinus Nijhoff ooit opmerkte: ‘Een dichter schreit niet’; in plaats daarvan stuurt de dichter de lezer zó dat hij, die lezer, gaat ‘schreien’. En wat voor dichters geldt, geldt ook voor schrijvers. Ze zijn onzichtbaar, en laten de lezer zelf de emoties uit de tekst destilleren. Het lijkt een omweg, maar het is effectiever.
| |
■ Explosie
Zo werkt stijl blijkbaar: de schrijver blijft buiten beeld en manipuleert de lezer subtiel met quasi-objectieve informatie. Althans, zo werkte stijl tot aan het begin van deze eeuw, toen het aantal schrijvers plotseling explodeerde. E-mail deed zijn intrede, en sms'en en bloggen en chatten, en natuurlijk kwamen er de uiteenlopende sociale media, van Hyves tot Twitter. Het gevolg: meer mensen dan ooit schrijven dagelijks meer teksten dan ooit tevoren. Ze schrijven die van jongs af aan en uit vrije wil, zonder dat er een leraar Nederlands aan te pas komt.
Al die nieuwe tekstvormen vragen om een nieuwe manier van schrijven. Geen wonder dat de schrijvers die erbij gekomen zijn, opnieuw aan het uitvinden zijn hoe je efficiënt kunt communiceren, wat schrijven inhoudt, wat stijl is. En helemáál geen wonder dat het nog niet tot iedereen doorgedrongen is hoe effectief een indirecte quasi-objectieve beschrijving kan zijn. Dat komt ook door de snelheid waarmee de elektronische boodschappen heen en weer vliegen; je hebt niet de tijd om eens rustig na te denken over een doeltreffende indirecte manier van reageren. Er moet onmiddellijk iets geschreven worden, en dat lokt vanzelf een zekere onmiddellijkheid in presentatie uit.
| |
| |
■ Kinderlijk
De verschillen tussen de twee vormen van lachen werken in het nadeel van de chats. Als ‘gemaakt’ teken van vreugde zijn ze minder betrouwbaar dan de spontane, echte lach. Als weergave van een spontane lach is hahaha ook inferieur aan de echte. Wie dat niet gelooft, moet maar eens kijken wat er gebeurt als hij letterlijk ‘hahaha’ zegt in plaats van te lachen. En bij een hahaha op papier komt daar nog iets bij. Terwijl je de herhaalde ha's bij echt lachen niet als herhaling voelt - want al die ha's klinken ook telkens even anders - zie je op schrift een serie identieke ha's. De lezer moet die verwerken zonder dat hem dat rendement oplevert. Daarom maakt zo'n lachweergave snel een futiele, kinderlijke indruk.
Ook om andere redenen is de chatlachsessie inferieur. De bijdragen vermengen zich niet tot iets gezamenlijks, en de opeenvolging van gelijkluidende berichten maakt gauw een onoriginele en overbodige indruk.
Maar mensen zouden niet de communicatieve dieren bij uitstek zijn als ze het in zo'n chatsessie bij een uitgeschreven hahaha lieten zitten. Uit de voorbeelden blijkt dat ze inmiddels al een systeempje hebben uitgedacht om de nadelen te compenseren: beginnen met een lachweergave, dan iets met woorden zeggen (bijvoorbeeld ‘geweldige foto’) en eindigen met een of meer lachebekjes. Mijn vermoeden is dat de lachweergave gebruikt wordt als aanmelder. De schrijver ‘tunet’ ermee ‘in’ bij de chatters en laat zien dat de foto hem vermaakt. De woorden geven de ontvanger de zekerheid dat het inderdaad gaat over de foto, en de smiley rondt het af. De schrijver geeft met die smiley niet zozeer nog eens te kennen dat de foto vermakelijk was, maar dat hij blij is dat hij deze vrolijke bijdrage heeft kunnen posten.
| |
■ Uitlachen
Naast de chatforums met hun zo sympathieke sfeer bestaan er discussieforums waarin standpunten naar voren worden gebracht, en die van anderen worden bestreden. Het gaat er vaak niet al te zachtzinnig en intellectueel aan toe. Alle wapenen zijn toegestaan. Ook lachen, maar dan het andere lachen: het uitlachen. En daarvoor kunnen weer lachweergaven en lachebekjes ingezet worden. Die zouden dan iets moeten betekenen als ‘Ik vind jou lachwekkend.’ Het probleem is alleen dat de schrijver nooit weet of ze inderdaad zo opgevat zullen worden.
Natuurlijk bestaan ook hier oplossingen voor. Net zoals een echte lach heel verschillend kan klinken, kan de schrijver ook een specifieke lachweergave kiezen. Zie bijvoorbeeld deze twee bijdragen aan het forum GeenStijl. Slacht- | |
| |
offer is de linkse journalist Francisco van Jole:
- | Ghegheghe, we gaan nog lachen met Jole de komende tijd |
- | Maar ik kan niet wachten ‘till he's LEFT the building’ ghnhehehehehehehe |
Ik vermoed dat deze weergaven bedoeld zijn als denigrerend lachen uit leedvermaak, waarbij overigens te betwijfelen valt of deze schrijvers zich voor hun lachweergave hebben laten inspireren door lachen die echt geklonken hebben. De stripwereld lijkt een waarschijnlijkere inspiratiebron. Maar voorzover ik weet, bestaat er geen algemeen aanvaarde weergave van ‘uitlachen’.
| |
■ Collectie
Ook bij de smiley zou je het probleem hoe die precies moet worden opgevat kunnen oplossen met differentiatie. Op het web circuleren voldoende collecties lachebekjes om een keuze uit te maken; zie bijvoorbeeld het overzichtje hiernaast.
Nog een heel werk voor de schrijver om precies de goede te selecteren. Maar of die arbeid loont, valt te betwijfelen. Van een discussieforum over Xboxen:
A: Schep niet zo op . Als die keepers zo blijven als in de demo, dan ben je niet blij, hoe goed je ook denkt te kunnen verdedigen.
B: Dat jij dan geliijk tof wil gaan doen over niet serieus nemen omdat ik een andere mening heb dan jij (en dan ook met zo minachtende smiley komen), zegt meer over jouw gedrag dan over het mijne.
A: Een minachtende smiley? ik zal voortaan me smiley's beter uitzoeken als ik op iets van jou reply, is blijkbaar nodig. Anders zoek je er weer wat achter. En dan kan je wel weer zeggen dat ik het beter weet, alleen omdat ik me mening geef, en zeg dat ik je niet serieus neem, met een totaal niet serieuze smiley erachter, maar dat moet je lekker zelf weten
Lachebekjes hebben behalve dit nadeel van een onvoldoende specifieke betekenis nog een manco: de schrijver heeft ze overduidelijk van de plank gehaald, en loopt daarmee het risico een gemakzuchtige en kinderachtige indruk te maken.
| |
■ Lol
Genoeg keus voor wie smileys en andere emoticons wil gebruiken.
Als het voorgaande iets duidelijk maakt, dan is het dat wóórden blijkbaar zo gek nog niet zijn om een emotie over te dragen. Bijvoorbeeld om als schrijver zelf het soort lachen te categoriseren dat je bij het schrijven zogenaamd overkwam. In de tekst duiken dan meestal tussen sterretjes geplaatste zinsneden op als: ‘*Gniffel, Grinnik, LOL, Proest*’ en ‘*Lacht in zijn vuistje*’. De methode dient ook om andere emoties aan te geven. Verveling bijvoorbeeld: ‘*Snurk, Geeuw, Gaap*’, maar ook ‘*zucht, ik word hier zo moe van*’.
Het laatste voorbeeld vormt de overgang naar een ander type terzijde, de beschrijving van de handeling die de auteur zegt te gaan uitvoeren:
- | Dubbele espresso pakken doet |
- | Daar driedubbele espresso met een scheut cognac van maakt |
- | Muur zoekt om hoofd tegen te slaan |
- | Oordopjes in doet |
- | Poepen gaat |
- | Tevreden achterover leunt |
- | Trots buiging maakt |
- | Waxinelichthouder uit vet trekt |
De bedoeling is dat de lezer deze gedragsbeschrijvingen van de schrijver combineert met de inhoud van zijn bericht, om daaruit de werkelijke gemoedstoestand van de schrijver te destilleren. Deze terzijdes zijn inmiddels een genre-kenmerk van forumbijdragen geworden. Ze zijn zelfs zó kenmerkend dat ze geïmiteerd worden door schrijvers die wél voor hun teksten betaald krijgen. Zo schrijft columniste Sylvia Witteman op 8 oktober 2011 in de Volkskrant: ‘Boterhammen, fruit, vruchtensap en rijstwafels (*huiver*) zijn de enig toegestane consumpties.’
| |
■ Eerste tekenen
Waar wijst de opkomst van zulke al dan niet tussen sterretjes geplaatste terzijdes op? Allereerst op een mogelijke teloorgang van de smileys, emoticons en andere standaardtoevoegingen. Die schieten in de praktijk kennelijk toch tekort. Maar er is meer. Want er is eigenlijk een opmerkelijke overeenkomst tussen de ouderwetse schrijver uit het begin die de lezer meldt dat er telkens rook in zijn ogen lijkt te komen en de internetforum-auteur die schrijft een espresso te gaan nemen. In beide gevallen wordt de gemoedstoestand van de schrijver weergegeven door het bieden van quasi-objectieve informatie. Hetzelfde geldt voor degene die schrijft dat er ook buiten neerslag valt: die doet weinig anders dan de schrijver die meldt: ‘Waxinelichthouder uit vet trekt’.
Het is, kortom, verleidelijk om deze nieuwe terzijdes te beschouwen als de eerste tekenen dat er weer een indirecte stijl aan het ontstaan is. Er wordt weer beseft dat je het hart van de lezer nog steeds het snelst bereikt via de omweg van de (geveinsde) objectieve beschrijving.
|
|