| |
| |
| |
| |
Geslachtsnaam
Tineke Titulaer - Zoetermeer
‘Meisjesnaam wordt geboortenaam’, zo kopte de nieuwsrubriek ‘Tamtam’ vorig jaar december. Het artikel ging over de beslissing van het ministerie van Buitenlandse Zaken om op het aanvraagformulier voor Nederlandse reisdocumenten de ‘onjuiste en verouderde’ term meisjesnaam te vervangen door geboortenaam. In het februari/maartnummer van dit jaar poneerde Fieke van der Lecq dat deze keuze niet wenselijk is voor kinderen van gescheiden ouders, bij wie soms de achternaam een andere is dan de geboortenaam. Van der Lecq geeft de voorkeur aan geslachtsnaam. Maar ik denk dat geslachtsnaam geen goede keuze is: mijn jarenlange ervaring met het verwerken van ingevulde formulieren doet me vermoeden dat vooral veel jonge mensen bij ‘geslachtsnaam’ man of vrouw zullen invullen.
| |
Klemtoonergernis
Frans Dijkstra - Ommen
Pieter Bol uit Amsterdam heeft gelijk met zijn ergernis over radio- en tv-presentatoren die de klemtoon op een verkeerde plaats leggen (Onze Taal oktober, rubriek ‘Taalergernissen’). Mijzelf is het opgevallen dat ook voorzetsels vaak met klemtoon worden uitgesproken wanneer dat niet moet. ‘De arrestatie ván de daders ván de mislukte bomaanslag ín Londen.’ Bijna iedere presentator bezondigt zich hieraan. Zulke klemtonen op voorzetsels zijn meestal fout, tenzij de voorzetsels een tegenstelling aangeven: ‘Het mes lag niet óp, maar ónder de tafel.’
| |
Purisme
F. Bakker - Nijmegen
Zeer interessant, het artikel ‘Taal is als wijn: hoe ouder hoe beter’ van Nicoline van der Sijs, over het IJslandse en Faeröerse taalpurisme, in het oktobernummer van Onze Taal. Het bracht me het artikel ‘Hoe zuiver is “zuiver”?’ (Onze Taal januari 2009) in herinnering, een artikel over het nut van bastaardwoorden, van de hand van Ruud van der Helm. Zijns inziens leidt purisme tot taalarmoede. Als dat zo is, dan zouden het IJslands en het Faeröers daar ernstig onder te lijden moeten hebben. Is dat zo, of juist niet? Welke deskundige neemt de proef op de som en publiceert in Onze Taal zijn bevindingen?
| |
Bahasa
Jan van Leeuwen - Kota Kinabalu, Sabah, Maleisië
Willem Mooijman wijst in de rubriek ‘Reacties’ in het oktobernummer Joop van der Horst terecht omdat deze in zijn column ‘Horstlog’ in het juli/augustusnummer het Indonesisch met de term Bahasa aanduidt. Mooijman stelt dat dit Bahasa Indonesia (‘Indonesische taal’) moet zijn, maar Van der Horst verweert zich vervolgens in een naschrift: ‘Zelfs de Indonesische collega's spreken over “Bahasa” als ze in het Nederlands over hun taal vertellen.’ Dat neemt uiteraard niet weg dat de toevoeging Indonesia noodzakelijk is om verwarring met Bahasa Malaysia te vermijden.
Als aanvulling hierop kan ik meedelen dat ik de indruk heb dat de term Bahasa in Maleisië vaker in het Engels gebruikt wordt dan in het Maleis. Ik hoor regelmatig ‘Do you speak Bahasa?’, en veel minder ‘Kamu cakap Bahasa?’ In het Maleis zegt men doorgaans ‘Kamu cakap Melayu?’
| |
Dialectatlas
Niels Blomberg - Almere
In het septembernummer van Onze Taal gaat Nicoline van der Sijs in op de nieuwe dialectatlas van het Nederlands (‘Dialecten in kaart gebracht’). Zoals oude wereldkaarten witte plekken vertonen bij onontdekte binnenlanden, zo kent de dialectatlas grijze vlekken voor de Zuiderzeewerken, de Wieringermeerpolder en de provincie Flevoland. Ik vroeg mij af waarom.
Ook in de Wieringermeerpolder, de Noordoostpolder en Flevoland hebben ze toch een woord voor ‘spijkerbroek’? Als ik dialectoloog was, zou ik toch willen weten hoe ze daar een spijkerbroek noemen. Of spreken ze daar geen dialect?
| |
Naschrift Nicoline van der Sijs
Inderdaad is er in de IJsselmeerpolders en de Wieringermeerpolder geen sprake van een bepaald dialect. In de Dialectatlas, waar mijn stuk over ging, wordt dat ook uitgelegd. Naar het taalgebruik in de IJsselmeerpolders is promotieonderzoek verricht door dialectoloog Harrie Scholtmeijer, waaruit blijkt dat het Nederlands in de jonge polders zeer dicht tegen het Algemene Nederlands aan ligt.
| |
70, 80 en 90 in het Frans
Guus van der Pal - Westmaas
Graag wil ik reageren op het aardige artikel ‘De helderheid van onze getallen’ (Onze Taal oktober). Daarin bespreekt Gaston Dorren de manier waarop in een aantal Europese talen getallen worden gevormd. Ik heb een kleine aanvulling betreffende de Franse telwoorden soixante-dix (70), quatre-vingts (80) en quatre-vingt-dix (90). In Franssprekend België (en volgens het woordenboek ook in Zwitserland) hebben ze die gemoderniseerd tot septante, octante en nonante.
| |
Naschrift Gaston Dorren
Het is beslist waar dat de ‘logische’ getallen septante, huitante of octante en nonante buiten Frankrijk (en gewestelijk in Frankrijk zelf) voorkomen. Maar van ‘modernisering’ is geen sprake: ze stammen juist uit het Latijn.
| |
Uitspraak van het Deens
Frits David Zeiler - Bergen
Met veel plezier las ik het themanummer over de talen van Noord-Europa. Daarin schreef Gaston Dorren in zijn artikel ‘Drie verwante talen gaan hun eigen weg’ over de drie grote Scandinavische talen. Bij het Deens gaat het vooral over de onverstaanbaarheid, oftewel de ‘vermoddering’, die ontstaat doordat Denen hele lettergrepen inslikken. Een andere reden voor die onverstaanbaarheid wordt niet genoemd, namelijk het feit dat de Denen binnen enkele decennia veel sneller zijn gaan spreken. Een fragment van de Deense radio uit circa 1970 straalt vooral rust uit, en klinkt zelfs wat lijzig. Men denkt na, neemt de tijd om
| |
| |
zijn gedachten te formuleren en stelt om de andere zin een ‘spørgsmål’ (vraag). Maar beluister nu eens een actueel interview uit 2011: dat gaat razendsnel. De Denen lijken een soort fonetische Lucky Lukes geworden. Die snelheid gecombineerd met de inconsequente uitspraak en het beruchte inslikken van hele lettergrepen maakt het luisteren naar de Deense radio tegenwoordig een hele opgave.
| |
Kapoeri [1]: Den Haag
J.A. de Mooij - Den Haag
Aaf Brandt Corstius schrijft in de septemberaflevering van haar column Van Aaf tot z over de door het Arabisch en het Surinaams beïnvloede straattaal van haar achterneefje. Dat stukje bracht me het straattaalgebruik uit mijn eigen jeugd in herinnering. Haar achterneefje gebruikt het woord kapoeri voor ‘kapot’ in de zin van ‘heel erg’. Wij, kinderen uit de Haagse Vruchtenbuurt, kenden in de jaren vijftig het woord kapoerewiet voor ‘kapot’ in de betekenis ‘stuk’: ‘Mijn rolschaats is kapoerewiet.’
| |
Kapoeri [2]: Rijswijk
Jan Derk Gerritsen - Zuiderwoude
Aaf Brandt Corstius veronderstelt in haar column ‘Kapoeri’ (Onze Taal september) dat haar achterneefje zelf het woord kapoeri voor ‘kapot’ heeft verzonnen. Maar op mijn lagere school in Rijswijk was het destijds (ik ben nu bijna tachtig) heel gebruikelijk om iets wat kapotging ‘kapoeri’ te verklaren. Wellicht heeft het achterneefje ook zo'n oude opa als ik, die zich het al sprekend met zijn kleinkind heeft laten ontvallen.
|
|