Toen in... augustus 1976
Opperlands
Redactie Onze Taal
‘Nederlands met vakantie’, dat is niet alleen de taal die deze maanden veel te horen is in Hollandse enclaves op mediterrane stranden. Het is vooral ook een bekende definitie van het zogeheten ‘Opperlands’: een taal die bestaat uit isogrammen, xenogrammen en andersoortige woordvernuftigheden die geen mens nog kende - totdat Hugo Brandt Corstius zich er 35 jaar geleden mee bezig ging houden in de krant.
Op 27 augustus 1976 publiceerde hij onder de naam Battus zijn eerste Opperlandse stukje in NRC Handelsblad, dat opende met de woorden: ‘Een lege regel? Nee!’ Met deze omkeerbare, zichzelf bevestigende zin was de toon gezet. Het genre bleek aan te slaan: al na vijf jaar lag er een kloek boek vol taalvirtuositeit: Opperlandse taal- & letterkunde. ‘Het wereldje van de taalgekken stond even op stelten’, zou cabaretier Erik van Muiswinkel er in 2007 over zeggen op een congres van Onze Taal. ‘Iedereen begon palindromen te maken en taalvondsten te verzamelen.’
De verzameling groeide en groeide. En in 2003 verscheen er een nog veel dikker boek: Opperlans! - zonder d ditmaal, want, zo was de redenering, die letter spreek je toch niet uit. In dit boek méér anaclepten, méér basalt-woorden, méér dubbelacrostichons.
Maar een tweede golf van taalhysterie bleef uit. Misschien kwam dat doordat de nieuwigheid eraf was, maar misschien ook wel doordat de uitgave zó duizelingwekkend compleet was dat de moed iedere taal-puzzelaar in de schoenen zonk. Zelf palindromen bedenken had geen zin meer: beter dan dit werd het toch niet. Geen grotere anticlimax dan een verzameling waarvan het laatste ontbrekende stukje wordt aangekocht.
Maar ondertussen ligt het er toch maar, dat boek - in al zijn volledigheid. Geen taal ter wereld die kan bogen op iets vergelijkbaars. En geen taal ter wereld waaraan zichtbaar zo veel plezier is beleefd als aan dit Opperlan(d)s.