■ Rolwisseling
Meestal duurt zo'n paradijs niet eeuwig. Dat was in de Bijbel al zo. En het is er later, in de Middeleeuwen en na de uitvinding van de fotografie, niet beter op geworden. De tijd verstrijkt: ‘De jaoren die kwamen, / de jaoren die gaon, / de jaoren die maakten oe oud.’ De grote lachende vader van vroeger is nu oud. De zoon zit naast zijn ziekbed, en nu zoekt de vader bescherming bij zijn zoon. De rollen zijn omgedraaid. Van Maasakkers vertelt het rustig, met zijn mooie hese stem, maar in het refrein, als de trekzak erbij komt, stroomt het gemoed vanzelf vol: ‘Hou me mer, hou me mer, hou me mer vast, / ik zal oe dragen.’ Het dragen moet letterlijk worden genomen, zo blijkt uit het vervolg. Hij zal hem dragen ‘van het bed naar de po-stoel / en dan weer terug’.
Gerard van Maasakkers' cd Achterland (2004), met het lied ‘Dragen’.
Hier dringt zich opnieuw een oerbeeld op. Aeneas redt zijn oude vader door hem op zijn rug uit het brandende Troje te dragen. ‘Ipse subibo umeris’, ikzelf neem u op mijn schouders, laat Vergilius Aeneas tegen zijn vader zeggen. ‘Nec me labor iste gravabit’, en deze taak zal geen zware last voor mij zijn. De scène wordt vaak gezien (Freud, Sartre) als het symbool voor de rolwisseling die alle vaders en zonen in hun leven moeten doormaken. Het gaat meestal niet vanzelf, en zo is het bij Van Maasakkers ook niet gegaan. Tussen de tijd dat vader hem droeg en nu, nu hij vader moet dragen, liggen veel jaren waarin ‘wij mekaar amper verdroegen’. En waarom niet? ‘Umda gij nie wilde, umda ik nie kon / of andersum.’