■ Allemansvriend
Waar ons eigen woord ja vandaan komt, weten we niet precies. Sommige geleerden denken dat het in de verte iets te maken heeft met het woordje hij, anderen dat het vagelijk verwant is aan het Latijnse iam, dat ‘al’ betekent. Maar niemand weet het zeker. Wel weten we dat wij Nederlanders zelf het hebben geëxporteerd, naar Indonesië, waar het gespeld wordt als ya.
Opvallend genoeg betekent dat niet dat we zelf altijd genoegen nemen met dat ene korte, compacte woord. Om de zoveel jaar duiken er alternatieven op die dan een tijdje in ieders mond bestorven liggen: ís goed, precies, klopt, zeker weten, nou en of en inderdaad zijn een paar recente voorbeelden. Battus noemde er in zijn naslagwerk Opperlans! nog een groot aantal (dat valt niet te ontkennen; daar kun je donder op zeggen; dat is ook zo; zekers; tot uw order; zonder meer; Mijnheer de Voorzitter, ik zou de vraag van de Geachte Afgevaardigde graag in bevestigende zin willen beantwoorden). Die woorden en zinnen roepen bijna allemaal wel bij iemand ergernis op, omdat ze te modieus gevonden worden, of overbodig.
Aan het woord ja zelf heeft nog niemand zich gestoord. Het is de allemansvriend van de Nederlandse taal. Jaknikkers hebben niet per se een onomstreden reputatie, maar tegen ja-zeggers worden maar zelden bezwaren naar voren gebracht.