■ Intact
Aan dat idee van in betekenis neerslaande klanken en zich van hun betekenis loszingende woorden appelleerde Mendelssohn Bartholdy met zijn Lieder ohne Worte. En het is dan ook niet zo vreemd dat er zich een kleine twee eeuwen later bij de Nederlandse tekstdichter Jan Rot, toen hij droevig was en luisterde naar een van Mendelssohns woordloze liederen, vanzelf woorden begonnen aan te dienen. Zijn vader was overleden, en hij miste hem, en hij luisterde naar opus 30, lied 1, Andante espressivo (Es-groot), uit 1835. Toen begon hij zijn vader vanzelf aan te spreken: ‘Hoelang ben jij al niet meer hier? / Een week, drie maand, al jaren? / Angst dat ik je ooit vergeet / die kan ik je nu al wel besparen. / Je bewaart je eigen kamer.’
Jan Rot: woorden zonder lied, tekst zonder stem.
Foto: JanRot.nl
Het is een eenvoudige tekst, op een eenvoudig gegeven: ik weet niet eens hoelang je dood bent, zo dichtbij voel je nog, maar ook als je al heel lang dood zou zijn, hoef je je geen zorgen te maken, want je kamer zal ik altijd intact voor je houden. De achterliggende gedachte, hoe kinderlijk misschien ook, lijkt mij: dan kun je elk moment weer terugkeren, mocht die gelegenheid zich voordoen. Zo blijft Rot, op de melodie van het woordloze lied, doorpraten tegen zijn vader. En zo brengt hij hem als het ware dichterbij, tot ze samenvallen. Hij wil niet dat het verdriet slijt, in de loop der jaren, zoals de mensen zeggen. Hij koestert juist zijn verdriet, ‘die pijn is van ons samen’. Hij draagt de kleren van zijn vader. Hij luistert naar diens platen. En hij scheldt ‘op de wereld / die ons heeft verlaten’ - alsof hij er zelf ook al niet meer bij hoort.