Horstlog
Siegenbeek
Dik tweehonderd jaar geleden, in 1810, verscheen Siegenbeeks Betoog van den rijkdom en de voortreffelijkheid der Nederduitsche taal. Matthijs Siegenbeek (1774-1854) was van huis uit theoloog, maar hij wist veel over taal. Hij werd de eerste Leidse hoogleraar in de Nederlandse taalkunde. Nou ja, het heette toen anders, maar het kwam er toch op neer. Onder andere noemde men toen bijvoorbeeld nog ‘Nederduits’ wat wij ‘Nederlands’ noemen.
Het Betoog schreef hij voor een prijsvraag, en hij won er de eerste prijs mee, een gouden erepenning. Het was dan ook een indrukwekkend boek geworden. Ik geloof niet dat er sindsdien nog zo'n loflied op de Nederlandse taal gemaakt is. Siegenbeek was er echt voor gaan zitten. Je zou wel willen dat hedendaagse lofzangers de zaken ook 'ns zo grondig aanpakten. Nadat hij de ‘rijkdom’ en de ‘voortreffelijkheid’ uitvoerig uit de doeken gedaan had, schreef hij meteen nog een hoofdstuk met ‘eene opgave der middelen om de toenemende verbastering van dezelve tegen te gaan’. Ja, het is de negentiende eeuw.
De Leidse universiteit heeft tegenwoordig een vereniging van afgestudeerde neerlandici, en die vereniging heet heel toepasselijk ook Siegenbeek. Dat vind ik wel een mooie geste. Ik ben trouwens lid van die vereniging, maar eerlijk gezegd een beetje een slapend lid. Ik betaal braaf mijn contributie, maar verder hebben ze weinig aan mij.
Een paar jaar geleden had het bestuur van deze vereniging het plan opgevat om in 2010, dus precies tweehonderd jaar na het verschijnen van Siegenbeeks boek, opnieuw een prijsvraag uit te schrijven. Opdracht: schrijf een essay (het hoefde geen boek te zijn) over ‘De rijkdom en de voortreffelijkheid van de Nederlandse taal’. Zelfde titel, maar met alle vrijheid voor eventueel een totaal andere inhoud. Het bestuur was zelfs zó voorzichtig dat het expliciet ook ‘het gebrek aan rijkdom’ als mogelijk thema noemde.
Prachtig plan. Mijn vingers jeukten om te gaan schrijven. Het is inderdaad hoog tijd voor een nieuw Betoog, en niks ‘gebrek aan rijkdom’ of ander trendy gedoe. Ik meen zelfs dat ik al decennia voortdurend zulke dingen schrijf, dus voor een gouden erepenning wil ik ook wel een kansje wagen. O nee, deze keer geen erepenning maar tweehonderd euro. Ook goed. Het gaat om de eer.
Maar helaas liep het anders. Het begon ermee dat het bestuur van Siegenbeek mij uitnodigde om zitting te nemen in de jury. Dat was een eervolle uitnodiging, en ik kon die moeilijk afslaan. Maar daarmee verviel de mogelijkheid dat ik zelf zou meedingen.
Dat was, behalve voor mij, natuurlijk niet zo erg. Wel erg was het dat op de prijsvraag helaas geen enkele inzending is binnengekomen. De jury heeft niks hoeven doen.
Waar zijn al die liefhebbers van de Nederlandse taal gebleven? Is er onder die twintig miljoen Nederlandstaligen niemand bereid en in staat tot een loflied, een liefdesverklaring, een jubelzang of een veer in de reet? Blijkbaar in 2010 even niet.
Ja, het is bitter dat mijn nimmer geconsummeerd jurylidmaatschap me voor de voeten liep. Anders zou ik zeker zo'n prijsvraag-essay geschreven hebben. Ik zou het misschien een beetje anders gedaan hebben dan Siegenbeek, maar de titel kon hetzelfde blijven. Alleen zou er dan een hoofdstukje aan toegevoegd zijn met ‘eene opgave der middelen om de toenemende verzuring, verschoolsing en reglementering van dezelve tegen te gaan’.
Joop van der Horst