■ Wit zand
Púúr kunstmatig van oorsprong zijn de heuveltjes waarnaar in Zeeuws-Vlaanderen en het aangrenzende deel van België Munte en De Munte zijn genoemd. Net als de ‘hillen’ waren dat oorspronkelijk vliedbergen. De naam (De) Munte komt van het Latijnse montem, een verbogen vorm van mons (‘berg’).
Een speciaal woord hadden we vroeger ook voor een zandige heuvelrug, namelijk haar. De plaatsnaam Haren betekende ‘bij de zandige heuvelruggen’. Sommige van die zandruggen waren al vroeg begroeid geraakt, bijvoorbeeld met eiken (Ekehaar, in Drenthe) of met elzen (Ellertshaar, ook in Drenthe); elder of eller was Drents dialect voor ‘els’. Toen dit dialectwoord in onbruik was geraakt, ontstond de associatie met een mythische reus, genaamd Ellert.
En als zo'n ‘haar’ in de tijd van de naamgeving (nog) níét begroeid was, kunnen we uit de naam af en toe nog de kleur van het zand achterhalen. Die was soms bruin (Bruinehaar, Overijssel), soms wit (Witharen, zelfde provincie). Dat het zand van Witharen werkelijk wit was, is op één plek nog duidelijk te zien. Daar liggen tussen het gras tientallen spierwitte molshopen - het zand ligt kennelijk direct onder het oppervlak. En als je je ogen half dichtknijpt en die molshopen in je verbeelding twintig keer vergroot, weet je vrij precies hoe de heuvels van Witharen eruitzagen in 1533, toen de naam voor het eerst in een document genoemd werd.